Patiënten zijn over het algemeen sneller geneigd om data met betrekking tot hun gezondheid te delen dan dat zij persoonlijke data, zoals telefoongesprekken, GPS-data of social media, delen. Dat blijkt uit een nieuwe Amerikaanse studie. Uit het onderzoek komt tevens naar voren dat patiënten eerder hun persoonlijke data overleggen aan hun arts dan aan familieleden.
Het onderzoek, uitgevoerd door wetenschappers van diverse Amerikaanse universiteiten, maakte gebruik van 211 deelnemers met een gemiddelde leeftijd van 38 jaar. 89 procent van de deelnemers was vrouw. De wetenschappers verzamelde gezondheidsdata van de deelnemers die gedurende zes weken via een app verschillende vragenlijsten kregen gepresenteerd. Ook verzamelde de app passieve data waaronder slaap en activiteiten.
Het onderzoek toonde aan dat 89 procent van de deelnemers data met betrekking tot de nachtrust zou willen delen met een arts. Een veel lager percentage, 64 procent, zou dit doen met familieleden. Ook het delen van GPS-data wordt eerder met een arts gedaan, namelijk 57 procent. Minder dan de helft (47%) van de deelnemers zou dit doen met familieleden. Volgens de wetenschappers zijn patiënten doorgaans minder geneigd om persoonlijke data te delen met hun arts omdat dit buiten de klassieke patiënt-arts relatie valt.
Verder bleek dat patiënten ook sneller data in algemene zin delen met een arts dan met een elektronisch patiëntendossier. Tegelijkertijd delen zij wel sneller data met een elektronisch patiëntendossier dan met familieleden.
Het gebruik van smartphones om gezondheid en welzijn te meten worden steeds populairder omdat zij belangrijke biomarkers bevatten zoals locatiegegevens en lichamelijke activiteiten. Uit eerder Amerikaans onderzoek bleek dat 89 procent van de patiënten met psychische klachten er positief tegenover staat om gezondheidsdata te delen met hun zorgleveranciers indien dit de mentale gezondheid verbeterd.
Effect medische apps niet altijd duidelijk
Echter, lang niet altijd is duidelijk of en in hoeverre dergelijke apps daadwerkelijk toegevoegde waarde bieden. Ook ontbreekt in sommige gevallen medische en/of wetenschappelijk onderbouwing ervan en wordt niet altijd correct met data omgesprongen.
Ook in Nederland leeft de discussie over de betrouwbaarheid van medische apps cq. apps die de gezondheid van zijn gebruikers monitoren. Volgens het RIVM missen deze apps vaak richtlijnen. Van de 271 onderzochte apps blijkt 21 procent een medisch hulpmiddel te zijn. Bij de helft daarvan ontbreekt een benodigde CE-markering, die aangeeft dat het medische hulpmiddel voldoet aan Europese richtlijnen.
Nationaal eHealth Living Lab in Leiden (NeLL) onderzoekt sinds vorig jaar medische apps op zaken als effectiviteit en betrouwbaarheid. Uiteindelijk moet het onderzoek leiden tot een keurmerk voor dergelijke apps. Volgens Niels Chavannes, hoogleraar e-health-toepassingen in Leiden, is het gros van de 350.000+ e-health apps nooit onderzocht.