De snelheid waarmee digitale innovaties en slimme zorg van de grond komen, is afhankelijk van uniforme gegevensuitwisseling en een solide digitale zorginfrastructuur. Dat was afgelopen maanden de kern van het pleidooi van Zorgverzekeraars Nederland (ZN) bij politiek, overheid en partijen in de zorg. VWS kan hierin volgens ZN faciliteren door de juiste randvoorwaarden te creëren voor digitale innovaties en e-health toepassingen. “Verplicht leveranciers en zorgaanbieders om gebruik te maken van open standaarden voor gegevensuitwisseling in de zorg”, benadrukt algemeen directeur Petra van Holst van ZN.
De samenwerking tussen zorgpartijen is de afgelopen jaren heel belangrijk geweest om veilige gegevensuitwisseling volgens landelijke standaarden tot stand te brengen. Het kan en moet echter sneller, om de zorg nu én in de toekomst voor iedereen toegankelijk en betaalbaar te houden. Ondanks vele inspanningen en investeringen, blijft de gezondheidszorg in Nederland in grote mate digitaal versnipperd. En er kan meer worden gedaan om e-health en slimme zorg op te schalen. Reden voor ZN om in korte tijd tweemaal een brief aan de Tweede Kamer te sturen (zie ook kader rechterpagina). Om impact te creëren moet er volgens ZN gefocust worden op de programma’s MedMij Medicatieoverdracht, Registratie aan de bron, Twiin en eOverdracht.
“We zijn met elkaar in de keten al heel lang bezig”, schetst Petra van Holst. “Je ziet dat er in de afgelopen jaren ook al heel veel is gebeurd. Zorgverzekeraars hebben 600 tot 700 miljoen euro geïnvesteerd in betere gegevensuitwisseling en opschaling van e-health, alleen al dit jaar weer 60 miljoen euro. Dat doen we omdat we inzien hoe belangrijk het is om de juiste informatie op de juiste plek te krijgen. Dat ligt ook aan de basis van goed werkende e-health toepassingen.”
Infrastructuur niet op orde
Maar: de onderliggende infrastructuur is nog niet op orde, weet Van Holst. “Praat met een willekeurige zorgprofessional en je hoort welke obstakels er zijn en uitdagingen er leven. EPD’s die de professionals onvoldoende ondersteunen in hun werk, het onvermogen om basale informatie met verwijzers of andere zorginstellingen uit te wisselen. De wil is er bij de meeste partijen wel, maar het ontbreekt aan voldoende randvoorwaarden om gezamenlijk de volgende stap te zetten. En ten aanzien van die randvoorwaarden ligt er écht een taak voor het ministerie van VWS.”
“Verder is het belangrijk dat softwareleveranciers verplicht worden ervoor te zorgen dat informatie tussen verschillende zorginstellingen uitgewisseld kan worden. Of ze nu hetzelfde EPD gebruiken, of een ander. Je hoopt dat softwareleveranciers dit onderling regelen, maar anders is het aan de overheid om naleven van bepaalde standaarden af te dwingen.”
Zorgverzekeraars nemen slimme zorg steeds vaker mee in gesprekken met zorgaanbieders. E-health is hier een belangrijk onderdeel van. Maar in de omarming van dit soort toepassingen ligt ook een belangrijke rol bij de zorgaanbieders en verzekerden. Van Holst: “Veel mensen zijn al best digitaal. Maar in het gebruik van apps om je gezondheid te monitoren, om te communiceren met zorgverleners, daar kan nog wel veel in gebeuren, ook qua opschaling.”
Wat past bij praktijkvoering?
Natuurlijk moeten zorgaanbieders ook kijken welke toepassingen goed bij hun praktijkvoering passen, wat waarde toevoegt. Bovendien moet e-health niet bovenop bestaande zorg komen, het moet die zorg (deels) vervangen. “Bijvoorbeeld door voortaan het eerste consult bij een huisarts standaard digitaal te maken. Dat is nu wellicht nog te vroeg, maar je moet er wel over nadenken: welke financiële prikkels moet je veranderen om het gebruik te stimuleren van digitale toepassingen waar ze toegevoegde waarde bieden.”
"In ons hoofd willen we vaak sneller gaan dan mogelijk is"
Er zijn heel erg veel e-health toepassingen beschikbaar, zoals ook Nictiz en Nivel in hun nieuwe eHealth Monitor schetsen (zie katern elders in dit blad, red.), maar die worden lang niet allemaal gebruikt. Bovendien moet je meenemen dat er ook enkele miljoenen mensen digitaal minder vaardig zijn, laaggeletterd of allebei.
Van Holst: “Voor veel van die mensen zou een verplicht digitaal consult nu nog niet werkbaar zijn. Voor de groep die dit wel aankan, moeten de financiële prikkels bij zorgaanbieders zo ingericht worden dat gebruik hiervan makkelijker wordt. Ook moeten zorgaanbieders er zelf van overtuigd zijn dat het gebruik van digitale toepassingen toegevoegde waarde voor hen en hun patiënten biedt. Zij hebben een rol om het nut ervan – zoals beeldbellen - in hun spreekkamer te benoemen. Dat gebeurt nu nog erg weinig.”
E-health afhankelijk van leiderschap
Er zijn op het gebied van e-health toepassingen en informatievoorziening al veel goede voorbeelden vanuit de zorgpraktijk. Denk aan ziekenhuizen die behalve de digitale uitslag van lab-testen ook al toelichting hierop geven en de mogelijkheid tot doorvragen via een app bieden. Het probleem is echter dat e-health initiatieven vaak afhankelijk zijn van digitaal leiderschap, in plaats van dat het een uitgangspunt is. Dat moet echt beter, meent de ZN-directeur.
Bovendien, meent Van Holst, de grote hoeveelheid e-health toepassingen noopt verzekeraars ertoe goed kijken naar zaken zoals: is het een duurzame toepassing; kan het bestaande zorg vervangen; is het bewezen effectief? Zo wordt Hartwacht nu door meer zorgverzekeraars ingekocht en gestimuleerd, evenals MijnIBDCoach en COPDInBeeld. Dit zijn bewezen effectieve oplossingen.
“Je moet altijd kritisch kijken of het leidt tot lagere zorgkosten, zorg toegankelijker maakt, of het bewezen effectief is en wat het voor de patiënt of bijvoorbeeld een mantelzorger toevoegt. Anders zie je straks door de bomen het bos niet meer. Dat is een spagaat die mensen ongeduldig maakt. Je wil opschalen, maar dan wel de goede toepassingen.”