Binnen het samenwerkingsverband van de International League Against Epilepsy (ILAE) hebben onderzoekers van het UMC Utrecht specifieke veranderingen in ons DNA ontdekt die het risico op het ontwikkelen van epilepsie kunnen verhogen. De vondst van deze genetische factoren dagen bij aan het vergroten van de kennis over het ontstaan van epilepsie. Daarnaast kunnen ze een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van nieuwe behandelingen.
Epilepsie is een in veel soorten voorkomende hersenaandoening waar wereldwijd meer dan 50 miljoen mensen aan lijden. Dat epilepsie een genetische component heeft is al langer bekend. De ziekte komt soms dan ook bij meerdere leden van dezelfde familie voor. Onderzoekers van het UMC Utrecht hebben voor het genetische onderzoek binnen jet ILAE samenwerkingsverband het DNA van bijna 30.000 mensen met epilepsie vergeleken met dat van 52.500 mensen zonder epilepsie.
26 'epilepsie' genen ontdekt
In totaal vonden de onderzoekers 26 verschillende genen in het DNA die betrokken lijken te zijn bij epilepsie. De genen met de sterkste genetische signalen werden gevonden voor generaliserende vormen van epilepsie. In totaal waren 19 genen hiervoor uniek. Ook ontdekten de onderzoekers dat het genetische beeld bij verschillende soorten epilepsie duidelijk anders was. Dat werd met name ontdekt toen de onderzoekers zogenaamde 'focale' en 'gegeneraliseerde' vormen van epilepsie met elkaar vergeleken.
De resultaten van het onderzoek en de bevindingen in het bijzonder, duiden er ook op dat eiwitten die elektrische signalen in onze hersenen overbrengen, een rol spelen bij het risico op bepaalde vormen van epilepsie.
"Het begrijpen van de verschillen en overeenkomsten tussen verschillende soorten epilepsie is cruciaal voor ons begrip van de ziektemechanismen die leiden tot aanvallen. Het is ook essentieel voor het ontwikkelen van nieuwe behandelingen. Deze ontdekkingen waren alleen mogelijk door wereldwijde samenwerking. We zijn trots op de groep wetenschappers die bij elkaar is gekomen om deze studie mogelijk te maken", zegt universitair hoofddocent Bobby Koeleman, co-leider van het analyseteam en hoofdonderzoeker bij de afdeling Genetica van het UMC Utrecht.
Andere medicatie
Het onderzoek heeft ook aangetoond dat de meeste huidige medicijnen tegen epilepsie zich op dezelfde risicogenen richten die in nu ook naar voren kwamen. Met de nieuwe bevindingen uit het onderzoek konden de onderzoekers een aantal mogelijk effectieve alternatieve medicijnen naar voren schuiven.
Dit zijn medicijnen die voor andere aandoeningen gebruikt worden. Voordat ze ingezet kunnen worden voor de behandeling van epilepsie zullen ze eerst klinisch getest moeten worden. Wel is over deze alternatieve medicijnen al bekend dat zij zich richten op enkele van de andere epilepsierisicogenen die aan het licht zijn gekomen.
De onderzoekers toonden ook aan dat veel van de huidige medicijnen tegen epilepsie werken door zich te richten op dezelfde risicogenen die in deze studie naar voren kwamen. Op basis van hun bevindingen konden de onderzoekers een aantal mogelijk effectieve alternatieve medicijnen naar voren schuiven. Deze medicijnen moeten klinisch getest worden voor gebruik bij epilepsie, omdat ze normaal gesproken voor andere aandoeningen worden gebruikt, maar het is bekend dat ze zich richten op enkele van de andere epilepsierisicogenen die aan het licht zijn gekomen.
"Het ontdekken van genen die verband houden met epilepsie helpt ons om de ziekte beter te diagnosticeren, de verschillende soorten te herkennen en op termijn hopelijk ook om de optimale behandeling te bepalen", aldus Remi Stevelink, die werkte als hoofdanalist en momenteel neuroloog in opleiding is bij de afdeling kinderneurologie van het UMC Utrecht.
In een volgend stadium zullen de onderzoekers zich gaan richten op de ontwikkeling van voorspellingspools voor epilepsie. De resultaten van het genetische onderzoek, het grootste in zijn soort, zijn onlangs gepubliceerd in Nature Genetics.