Nictiz: keurmerk voor e-health toepassingen handig maar lastig

vr 14 juli 2017 - 18:52
Nieuws

Het gebruik van digitale toepassingen in de gezondheidszorg neemt snel toe, zowel voor zorgprofessionals, voor patienten als voor communicatie tussen stakeholders in de zorg. Er is echter geen keurmerk voor dergelijke e-health platforms, apps en devices. Het opzetten van een keurmerk heeft weer zijn eigen uitdagingen, aldus dagblad Trouw.

Trouw wijst op de wens van het Ministerie van Volksgezondheid (VWS), dat in 2020 chronisch zieken digitaal toegang hebben tot zorg-op-afstand en tot hun gegevens, zelf metingen kunnen verrichten via sensors in smartphones off wearables en dat kunnen doorgeven aan behandelaars. Er wordt door een brede groep partijen gewerkt aan oprichting van het MedMij-raamwerk om digitale dossiers met medische en patientgegevens te koppelen en zo toegang tot en uitwisseling van gegevens te vereenvoudigen.

Wat nog ontbreekt, is een overzicht van behulpzame digitale toepassingen en een beoordeling hier van. Dat is ook lastig, meent Nictiz-adviseur Jaco van Duivenboden, want de werking en kwaliteit van e-health-toepassingen zijn niet op dezelfde wijze te boordelen als bij medicatie. Digitale toepassingen bevinden zich vaak permanent in een testfase, er wordt voortdurend aan doorontwikkeld.

Tegen de tijd dat een keurende instantie heeft vastgesteld of een diabetespatiënt kan vertrouwen op de app die zijn bloedsuiker meet, dan hebben de producenten al weer twee functies toegevoegd en een oud mankement verholpen. "Het is schieten op een bewegend doelwit."

Een ander verschil is dat de werkzame stof in een pil gericht zijn werk doet. De onlinebehandeling tegen stress die een huisarts zijn patiënt voorschrijft, is echter heel breed. De patiënt krijgt informatie over zijn aandoening, doet oefeningen en als hij ergens mee zit, stuurt hij een bericht om zijn arts te raadplegen. Als de conclusie is dat de onlinebehandeling heeft geholpen, wat hielp er dan precies?

Nog weinig mis gegaan

Van Duivenboden benadrukt dat er nog niet veel is mis gegaan met digitale apps, devices en platforms die de afgelopen tien jaar op de markt gekomen zijn. Toch zijn de verwachtingen vaak hoger gespannen dan dat bijvoorbeeld apps waar kunnen maken. Iedereen heeft er een eigen voorstelling van, de belangen lopen nogal uiteen. “Natuurlijk wil iedereen dat de patiënt er beter van wordt, maar de zorgverlener hoopt ook op minder drukte in zijn praktijk, de zorgverzekeraar op goedkopere zorg, de overheid wil dat het mensen helpt zich langer thuis te redden. En de maker wil er graag geld mee verdienen.”

Dus blijft de vraag hoe en waarop getest wordt. Is een app in orde als die goed geijkt is en voldoet aan de kwaliteitsnormen van de artsenvereniging? Of als patiënten een goed cijfer geven voor gebruiksgemak en erop kunnen vertrouwen dat ze hun gegevens met een apparaat delen zonder dat hun privacy wordt geschonden? Van Duivenboden: "Er bestaan basale afspraken over privacy en wet- en regelgeving waaraan producten moeten voldoen, zowel in Den Haag als Brussel. De vraag is wie die toetst en waarborgt. Ik zie de Inspectie voor de Gezondheidszorg dat niet doen. En als de overheid een keuringsdienst voor e-health wil instellen, heeft ze zo vijf- à zeshonderd ambtenaren nodig." Ook dat ziet hij niet gebeuren.

Voor medische hulpmiddelen zijn beroepsverenigingen van artsen of apothekers de aangewezen partijen om de kwaliteit te borgen, vindt Van Duivenboden. Zo is er de GGD-appstore, die niet pretendeert compleet te zijn, maar wel sterren uitdeelt aan de hand van criteria die de 25 GGD's van Nederland hebben opgesteld. "Probleem is dat veel apps niet als medisch hulpmiddel op de markt worden gebracht. Een medisch hulpmiddel wordt het pas als die app conclusies verbindt aan wat hij meet."

Meer bereidheid om risico’s te nemen

Het streven is om met e-health zorg beter, slimmer en innovatiever te maken. Eén keurmerk en een heleboel bureaucratie helpt volgens de Nictiz-adviseur niet dat doel te bereiken. Misschien moet er gewoon meer bereidheid zijn om risico’s te nemen. "Voorafgaand aan een operatie is het gebruikelijk dat arts en patiënt een gesprek hebben over wat er staat te gebeuren, over risico's en alternatieven. Het zou goed zijn als zo'n gesprek ook bij e-health-toepassingen ingeburgerd raakt. Past dit bij je, weet je dat deze risico's eraan kleven. Trek daar tijd voor uit. Maar nu heeft de zorgverlener het daar veel te druk voor."