De zorgcoördinatie voor patiënten met een mix van geestelijke en fysieke aandoeningen laat vaak te wensen over. Deze ‘multimorbiditeit’ maakt heldere diagnoses ook lastig. Nieuwe wetenschappelijke ontwikkelingen kunnen helpen om deze complexiteit te behandelen en behandelkosten te verlagen. Voorbeelden zijn collaborative care, web-based algoritmes, e-health-interventies, zelfhulpprogramma’s en Shared Decision Making, zo stelt Christina van der Feltz-Cornelis in haar afscheidsrede aan de Tilburg University.
‘Complexe’ patiënten, soms suïcidaal, hebben meestal een enorm dossier en diverse artsen en hulpverleners in verschillende behandelsettingen. Niet alleen is de benodigde zorgcoördinatie vaak beperkt, de behandelkosten zijn hoog. Circa 10 procent van de verzekerde patiënten is in Nederland verantwoordelijk voor 40 procent van het zorgbudget (in de VS zelfs 70). Een effectievere en efficiëntere omgang met complexe patiënten heeft een positieve uitwerking op de kosten, zo blijkt uit onderzoek van de hoogleraar.
Diagnose lastig
Iemand met een chronische ziekte kan chronisch moe zijn, zo schetst Van der Feltz-Cornelis als voorbeeld in haar afscheidsrede. Speelt er ook een depressie mee, dan kan die ook voor ernstige vermoeidheid zorgen. Bij iemand met chronische pijn die ook depressief is, kan de pijn weer een symptoom zijn van depressiviteit. Een juiste diagnose blijkt dan lastig. 40 procent van de depressieve patiënten gebruikt pijnmedicatie zonder dat de arts of psychiater dit weet.
Verder spelen bij multimorbiditeit vaak communicatieproblemen en misvattingen mee: tussen (huis)arts en patiënt, tussen dokters en hulpverleners. Ook zijn er regelmatig conflicten over de te volgen diagnostische procedures en behandeling, of allebei. Waar een arts kan denken dat een collega de klachten wellicht beter begrijpt, krijgt een patiënt vooral de boodschap dat de behandeld arts hem niet begrijpt of gelooft.
Daar komt bij dat het volgens Van der Feltz-Cornelis gaat om een zogeheten wicked problem: er is niet één kant en klare oplossing. Daarom is volgens het belangrijk dat bij het diagnostisch onderzoek van tevoren met de patiënt wordt besproken wat de beperkingen en eventuele risico’s zijn.
Nieuwe behandelmethoden
Zowel nieuwe wetenschappelijke ontwikkelingen als eigen onderzoek van de hoogleraar (in samenwerking met onder meer GGzBreburg en Trimbos Instituut - en binnen het Topklinisch Centrum voor Lichaam Geest en Gezondheid) tonen hoe stapsgewijs complexe patiënten beter in kaart gebracht en behandeld kunnen worden. Dat kan bijvoorbeeld via het biopsychosociale instrument INTERMED of het eerstelijns collaborative care-model waarin huisarts, psychiater en verpleegkundige samenwerken.
Web-based computeralgoritmes kunnen worden ingebed in blended e-health interventies met een zelfhulptak voor de patiënt en een beslissingsondersteunende en monitorende tak voor de behandelaar. Een combinatie van een dergelijk expertsysteem met klinische behandeling plus de mogelijkheid een beroep te doen op de consulent-psychiater, biedt mogelijkheden om effectiever met complexiteit om te gaan.
Samen beslissen
Ook moet er meer focus komen op gezamenlijk beslissen - verwachtingen en doelstellingen delen volgens de Shared Decision Making-methode. De zorg wordt dan tijdens de behandeling aangepast, afhankelijk van het beloop. Overleg met verwijzers en behandelaars en een adequate financiering van complexe zorg, zijn verder onontbeerlijk. Zo kan, ondanks toenemende werkdruk en bezuinigingen, de kwaliteit van (gepersonaliseerde) zorg voor complexe patiënten verbeteren.
Van der Feltz-Cornelis is hoogleraar Sociale Psychiatrie bij het departement Tranzo aan de Universiteit van Tilburg. Deze bijzondere leerstoel is ingesteld vanuit GGZBreburg, waar zij inhoudelijk leidinggevend psychiater is van het Topklinisch Centrum voor Lichaam, Geest en Gezondheid. Per 1 juli 2018 heeft ze GGz Breburg verlaten en zette ze haar carrière voort als hoogleraar Psychiatrie en Epidemiologie aan University of York (Engeland). Zij houdt haar afscheidsrede getiteld ‘Complexe mensen, hoe behandel je die?’ op donderdag 14 februari 2019 aan Tilburg University.