Er is al een software-applicatie die huisartsen kunnen gebruiken om het risico op hart- en vaatziekten van hun patiëntenpopulatie weer te geven. Betreffende software wil onderzoeker Hine van Os zodanig aanpassen dat ook vrouwen met een verhoogd risico op een beroerte kunnen worden geïdentificeerd. Op basis hiervan zouden huisartsen deze vrouwen kunnen uitnodigen voor een gesprek, waarin zij genoemde risico’s uitleggen. Tevens kunnen zij dan proberen deze vrouwen voor een leefstijlinterventie te motiveren.
Huisartsen die in hun spreekkamer rekening houden met verschillen tussen mannen en vrouwen, bieden een betere kwaliteit van zorg dan huisartsen die dat niet doen. Er is daarom steeds meer aandacht voor zogeheten gendersensitieve huisartsgeneeskunde. Een goed voorbeeld is de studie van Hine van Os en zijn team die de mogelijkheid onderzoekt om het risico op een beroerte bij vrouwen met behulp van software te inventariseren.
Risicopatiënten eerder herkennen
“Als huisartsen deze vrouwen in een vroegere fase herkennen, zijn ook preventieve acties eerder mogelijk, zoals leefstijlinterventies en het voorschrijven van medicatie”, vertelt Hine van Os op de website van ZonMw. “Dat is zeer belangrijk, want je moet beseffen dat beroerte één van de belangrijkste oorzaken is van lichamelijke beperking en overlijden in Nederland.” Hine van Os is basisarts en arts-onderzoeker op het gebied van beroerte, eHealth en data science. Aan het LUMC specialiseerde hij zich in onderzoek op basis van grote routine zorgdatabestanden in de geneeskunde. Van Os is ook algemeen manager bij NeLL (National eHealth Living Lab).
Verschillen bij mannen en vrouwen bij hart- en vaatziekten
Verschillen tussen mannen en vrouwen zijn er niet alleen bij beroertes maar bij tal van andere aandoeningen. Hartproblemen bij vrouwen zien er bijvoorbeeld regelmatig anders uit dan bij mannen en het is belangrijk dat huisartsen en specialisten daar oog voor hebben. Zo is er een ziekte genaamd ‘het vrouwenhart’, waarvoor met bestaande onderzoeken niet altijd de juiste diagnose gesteld kon worden. Met een nieuwe meetmethode, ontwikkelt door onderzoekers van het Catharina Hart- en Vaatcentrum en de Technische Universiteit Eindhoven, kan deze aandoening in het hart van vrouwen worden vastgesteld.
Software inzetten voor inventarisatie risicopatiënten
Het is goed dat er óók meer aandacht komt voor de verschillen tussen mannen en vrouwen wat betreft beroertes en de software die Van Os gaat inzetten, kan daarbij helpen. De onderzoekers bouwen hierbij voort op de toenemende kennis over de rol van sekse en gender bij hart- en vaatziekten. De tijd dat hart- en vaatziekten vooral als mannenziekten werden beschouwd, is voorbij. Het was al bekend dat er voor het ontstaan van een beroerte traditionele risicofactoren zijn zoals geslacht, leeftijd, diabetes, hoge bloeddruk en roken. Van Os: "Daar bovenop onderzoeken we nu welke vrouwspecifieke risicofactoren mogelijk ook een rol spelen, en zo ja, in welke mate. Voorbeelden van vrouwspecifieke factoren zijn migraine, hormonale stoornissen en zwangerschapsvergiftiging. Deze factoren spelen vooral een rol bij vrouwen onder de vijftig, voor wie het risico op beroerte doorgaans erg laag is.”
Vrouwspecifieke risicofactoren bij beroerte
De vraag is of er combinaties zijn van vrouwspecifieke factoren met traditionele risicofactoren die tot verhoging van het risico op beroerte kunnen leiden. En dat wordt nu onderzocht met een big data onderzoek, waarbij gebruik wordt gemaakt van de gigantische datasets van het Hacking Stroke project. Het Hacking Stroke project is een studie naar de ontwikkeling en implementatie van software voor vroegherkenning van risico op hart- en vaatziekten en in het bijzonder beroerte in de huisartspraktijk.
Concreet gaat het om een eHealth innovatie die managementsoftware koppelt aan het bestaande huisartsinformatiesysteem (HIS). Met een aanvullende subsidie van ZonMw zoomt de onderzoeksgroep verder in op de relaties tussen vrouwspecifieke risicofactoren en beroerte. Vanuit de landelijke database zijn er ongeveer 400.000 vrouwen geïncludeerd, van wie in totaal 2.751 een beroerte kregen gedurende de looptijd van de studie.
Psychosociale factoren spelen óók rol bij beroerte
Het meest verrassende resultaat vindt hij dat het onderzoek niet alleen bevestigt dat vrouwspecifieke risicofactoren een rol spelen bij het risico op een beroerte, maar ook psychosociale factoren, zoals depressie, psychose en sociaaleconomische status er toe doen. “Wel moeten we deze uitkomst nog extern valideren. Voor mij betekent dit dat professionals en onderzoekers meer holistisch moeten gaan kijken. Psychosociale factoren spelen bij hart- en vaatziekten een grotere rol dan we vaak denken – ook het sociaal domein moeten we goed bij de opsporing en aanpak van het risico op beroerte en hart- en vaatziekten gaan betrekken.”
De gedreven onderzoeker hoopt dat burgers over een jaar of drie over die jaar zelf middelen hebben om hun eigen risico op een beroerte in te schatten. Dat kan door zelf de bloeddruk te meten, eventueel andere bloedwaarden eigenhandig te analyseren en door met andere mensen in gelijksoortige situaties te praten. Hij vindt het belangrijk dat mensen zelf aan het roer van hun eigen gezondheid komen te staan en dat zij hierbij worden ondersteund door zorgprofessionals. Tot slot is Van Os er van overtuigd dat op met een gepersonaliseerde genderspecifieke aanpak een wereld valt te winnen op het gebied van preventie een van hart- en vaatziekten.