De geboortezorg staat aan de vooravond van de implementatie van digitale gegevensuitwisseling. Naar verwachting kunnen de eerste zorgverleners eind 2024 een eerste dataset die van toegevoegde waarde is voor digitaal uitwisselen. In 2025 wordt de hoeveelheid data verder uitgebreid en kan gegevensuitwisseling op grotere schaal worden toegepast, zo stelt subsidieprogramma VIPP Babyconnect.
Alle regionale partnerschappen binnen het programma hebben een herzieningsaanvraag voor een onlangs aangepaste beleidsregel tijdig ingediend. De beleidsregel (zie verderop in het artikel) houdt in dat de kosten voor de overgang naar digitale gegevensuitwisseling in 2025 niet bij de zorgverleners terecht komen, maar bij VIPP Babyconnect. Met de overbruggingsfinanciering van VWS, en in afwachting van het NZa-tarief vanaf 2026, is het volgens het subsidieprogramma mogelijk om de functionele gegevensuitwisseling in de eerste twee kwartalen van 2025 verder op te schalen.
Technische stappen
Naast de herzieningsaanvragen hebben de regionale partnerschappen op technisch vlak stappen gezet, stelt VIPP Babyconnect. Voor alle ziekenhuis-, verloskundige- en kraamsystemen is het technisch nu mogelijk om gegevens te raadplegen. Deze techniek is zowel technisch, als functioneel en met eindgebruikers getest. Ook aan de kant van data publiceren zijn stappen gezet.
EPD-leverancier Chipsoft loopt hierin volgens VIPP Babyconnect voorop: hun systeem is al live en publiceert onder meer de Basisgegevensset Zorg (BGz) en geboortezorgdocumenten, zoals de integrale zwangerschapskaart in pdf-formaat. EPD-leverancier Nexus is ook live in het Groene Hart Ziekenhuis en werkt aan de laatste stappen voor implementatie in het Sint Anna Ziekenhuis. Epic volgt snel en levert binnenkort de techniek op voor digitale gegevensuitwisseling. Daarmee zetten de ziekenhuissystemen als eerste de stap naar veilige digitale gegevenstuitwisseling in de geboortezorg, aldus het VIPP-programma.
Testen in productie-omgeving
De verloskundigen gaan ook aan de slag met het publiceren van data. Zo is het de bedoeling dat Onatal en Orfeus nog voor het einde van 2024 de stap zetten naar testen in de productieomgeving. In de afgelopen maanden is voor de Onatal-techniek een praktijktest uitgevoerd, waarbij de techniek samen met een verloskundigenpraktijk getest en verbeterd is.
Als meer praktijken deze functionaliteit in productie gebruiken, kan de uitwisseling nog verder verbeterd worden, verwacht Babyconnect. Zo kan met diverse eindgebruikers worden bepaald wat nodig is om de stap te zetten naar een livegang. Vervolgens moet de hoeveelheid uitgewisselde groeien en verder verbeteren. Met deze stappen komt ook het publiceren van data vanuit de verloskundigenpraktijk een stap dichterbij, meent VIPP Babyconnect.
Volgens de programma-organisatie is het vooralsnog niet mogelijk om met het systeem Vrumen te publiceren. Gesprekken hierover zijn vastgelopen, wat concreet betekent het niet mogelijk is om informatie te raadplegen van een verloskundigenpraktijk die werkt met Vrumen. Wel kunnen praktijken die met Vrumen werken via een SSO-koppeling (single sign-on) gegevens inzien van bijvoorbeeld ziekenhuizen.
Voor de kraamzorg wordt verwacht dat ICT4KRAAM als eerste leverancier dit jaar data-elementen gaat publiceren. VIPP Babyconnect noemt dit een grote stap vooruit voor de kraamzorg, omdat zij vanuit zowel de ziekenhuiszorg als de verloskundigenzorg data kunnen zien die voor hen relevant is. Deze voor kraamzorg relevante data bereiken hen nu nog niet altijd.
Effecten nieuwe beleidsregel
Vanwege de complexiteit van het traject - met veel betrokkenen en veel cruciale randvoorwaarden - zoals het waarborgen van de veiligheid, techniek en kwaliteit van digitale gegevensuitwisseling - duurt de uitrol van digitale gegevensuitwisseling langer dan verwacht. Dit was afgelopen april al reden voor VWS om de beleidsregel VIPP Babyconnect aan te passen en geld vrij te maken voor de regionale partnerschappen om 2025 financieel te overbruggen.
De beleidsregel werd in april 2024 bekend gemaakt en in oktober gepubliceerd. Hij houdt in dat de kosten voor de overgang naar digitale gegevensuitwisseling in 2025 niet bij de zorgverleners terecht komen, maar bij het subsidieprogramma VIPP Babyconnect. Voor 2026 worden de kosten meegenomen bij de herijking van de NZA tarieven. De penvoerders van de partnerschappen moesten hiervoor in oktober een aanvraag doen.
Technische wijziging
Aanvullend hierop kondigde minister Agema in september een technische wijziging aan. Hierdoor wordt het voor de partnerschappen mogelijk om, zonder extra financiële middelen, de projectorganisatie ter ondersteuning van de ontwikkeling langer voort te zetten. Ieder regionaal partnerschap (regio’s) vraagt overbruggingsgeld aan voor 2025 omdat het in 2025 het nog niet technisch mogelijk zal zijn om de structurele gelden al via de zorgtarieven en vernieuwde governance te laten verlopen.
Een aantal regio’s is kartrekker. Zij implementeren als eerste voor een bepaald onderdeel van de uitwisseling de aanpassingen, waarna de andere regio’s kunnen volgen. Deze kartrekker regio’s maken hogere kosten dan de organisaties die kunnen volgen. De penvoerders van alle regio’s hebben de minister gevraagd de mogelijkheid te bieden om onderling flexibel met de beschikbare subsidiegelden om te mogen gaan zodat deze kartrekkerregio gecompenseerd kunnen worden voor hun extra inzet.
De negen regionale partnerschappen hebben aangegeven dat zij de benodigde subsidie onderling met elkaar zullen afstemmen. Met de wijziging wordt deze flexibiliteit gecreëerd, zonder dat het totaalbedrag van de beleidsregel VIPP Babyconnect verhoogd wordt.
Gegevensdienst geboortezorg live
Sinds oktober is het eenvoudiger om gegevens in de geboortezorg in te zien en te gebruiken. MedMij heeft de gegevensdienst Verzamelen Integrale Zwangerschapskaart officieel gepubliceerd. De afgelopen maanden hebben GERRIT, Nictiz, MedMij, het programmabureau VIPP Babyconnect samen met leveranciers gewerkt aan het ontwikkelen van deze gegevensdienst voor de geboortezorg.
Met de nieuwe dienst halen cliënten binnenkort hun eigen gegevens op die bij de verloskundige bekend zijn in hun Persoonlijke Gezondheidsomgeving (PGO). Naar verwachting is het in de komende maanden mogelijk om steeds meer informatie op te halen en in te zien, zoals echo- en kraaminformatie.