De afgelopen jaren is de vraag naar geestelijke gezondheidszorg enorm gestegen. Een gevolg van de evolutie van sociale structuren na COVID-19, beperkingen in de capaciteit van de beroepsbevolking, economische druk en de effecten van klimaatverandering, meent professor Anil Thapliyal, directeur van de eMental Health International Collaborative (eMHIC). De cumulatieve impact van deze factoren onderstreept volgens Thapliyal de dringende noodzaak om de toegang tot tijdige en gemakkelijk toegankelijke geestelijke gezondheidszorg te verbeteren. Digitaal ondersteunde oplossingen kunnen hiervoor een oplossing zijn, mits ze worden geïntroduceerd via een transformatieve aanpak en niet alleen in de vorm van aanvullingen op bestaande kaders, aldus Thapliyal in de coverstory van ICT&health 1.
Thapliyal valt met de deur in huis: “Onlangs heb ik de meest recente documentatie over het aantal voltooide zelfmoorden in Nederland bekeken. Wat mij opviel, was dat slechts 40 procent van de zelfmoorden bekend was bij de hulpverlening. De grotere vraag is dus hoe we een alomvattende strategie voor de geestelijke gezondheid van de bevolking ontwerpen die rekening houdt met de 60 procent van de mensen die geen contact zoeken met traditionele geestelijke gezondheidszorgdiensten.”
Deze uitdaging geldt niet alleen voor Nederland, maar ook voor de rest van de wereld, benadrukt Thapliyal. “Dr. Shekhar Saxena, voormalig directeur van geestelijke gezondheidszorg van de WHO, zei ooit: ‘Als het gaat om geestelijke gezondheid, zijn alle landen ontwikkelingslanden’.”
Sleutelrol digitale ondersteuning
Voor Thapliyal zijn cijfers zoals hierboven in ieder geval een grote motivatie om ervoor te zorgen dat de toegang tot geestelijke gezondheidszorg verbetert, waarbij digitale ondersteuning een sleutelrol speelt. “Het moet snel en te allen tijde beschikbaar zijn, maar dan op een heel laagdrempelige manier, dus zonder al te ingewikkelde technische handelingen of andere drempels. We moeten bovendien oplossingen bieden ongeacht tijdstip of locatie: thuis, 's avonds laat na werktijd, in het weekend, achter de laptop, via een smartphone, etc.”
Net als tijdens zijn keynote op de ICT&health World Conference eind januari benadrukt Thapliyal dat wat hem betreft digitalisering van geestelijke gezondheidszorg niet het belangrijkste aspect is in verbetering van geestelijke gezondheidszorg: dat is het spreken van de taal van de cliënt. “Als we dat niet doen, bereiken we de ‘consumenten’ van de geestelijke gezondheidszorg niet.”
Thapliyal is dan ook een fervent voorstander van authentiek co-design. “Ik ben ervan overtuigd dat om echt de connectie te maken, het noodzakelijk is dat we middelen en oplossingen ontwerpen in overleg met de potentiële eindgebruiker. Anders lopen we het risico de plank volledig mis te slaan. Punt hierbij is wel dat je alle partijen gelijkelijk moet belonen voor hun inbreng. Je moet dus zowel de professionele kant als de inbreng van de (potentiële) gebruiker serieus nemen.”
Grote belangen
De belangen van digitalisering, de taal van de cliënt spreken en co-design zijn enorm, want de behoefte aan geestelijke gezondheidszorg is veel te hoog. Wereldwijd zijn er circa 280 miljoen mensen die geestelijke gezondheidszorg nodig hebben voor een ernstige depressieve stoornis. Maar slechts een deel daarvan is zich bewust van de noodzaak van behandeling, of men zoekt bijvoorbeeld geen hulp omdat er een stigma op zit, men zorgvermijdend is of zich schaamt.
“Er is dus maar een minimaal deel van het totale aantal patiënten dat behandeld wordt. In lagelonenlanden zijn de cijfers nog schrijnender. Het is mijn drijfveer om de mensen te bereiken die (nog) niet bereikt worden. Ik bedacht me dat het lastiger is voor mensen om een kliniek binnen te lopen en uit te spreken dat ze hulp nodig hebben, dan om dat meer anoniem op een digitale manier te doen. Dan streep je stigmatisering en schaamte etc. al door als mogelijke belemmerende factoren. Digitale ondersteuning kun je bovendien ook inzetten tussen twee fysieke afspraken door en buiten kantoortijden. Een crisis vindt immers niet per definitie plaats tussen 9 en 5.”
Lees het hele artikel in ICT&health 1, die halverwege februari uitkomt.