Het is zinvol de beoogde gebruikers van zorg- en sociale technologie al in het beginstadium van de ontwikkeling erbij te betrekken. De ontwikkelaar kent dan direct de behoeften van deze gebruikers en kan daar in zijn ontwerp rekening mee houden. Maar is die werkwijze ook haalbaar als de doelgroep mensen met dementie betreft? Jazeker, stelt Sandra Suijkerbuijk, programmamanager Digitale Innovatie bij Surplus, in gesprek met ICT&health.
Onderzoek doen naar de mogelijkheid van participatie van mensen met dementie bij het ontwerpen van technologie behoeft een bepaalde basisgedachte bij de onderzoeker. Namelijk dat er wel degelijk mogelijkheden zijn om dit te doen.
Onvoldoende gebruikt
“Dat is ook zeker zo”, zegt Suijkerbuijk. “Er wordt echter onvoldoende gebruik van gemaakt, en dat heeft mogelijk gevolgen voor de acceptatie van wat wordt ontwikkeld voor de doelgroep. Terwijl er natuurlijk tal van mogelijkheden zijn door nieuwe technologie, en echt ook meer dan alleen medicijndispensers en sensoren. Kijk naar de behoefte van sommige mensen met dementie voor een hulpmiddel als ze de weg niet helemaal meer kennen.”
Betrek je de potentiële gebruikers in een vroeg stadium, dan kan zo’n hulpmiddel volgens Suijkerbuijk een andere rol krijgen dan alleen maar van de gebruiker een lijdend voorwerp maken, zoals bijvoorbeeld bij GPS-technologie. “Het zou ook een navigatiesysteem kunnen worden dat de gebruiker in staat stelt om zijn eigen weg te vinden. Er zijn voldoende kansen om technologie in te zetten als meer dan alleen maar big brother.”
Methode 'Aangenaam'
Om inzicht te krijgen vanuit het perspectief van mensen met dementie in ontwerpprocessen, ontwikkelde Suijkerbuijk een spelachtige methode om technologie te evalueren. “Die methode heet Aangenaam”, vertelt ze. En aan dat begrip kan op twee manieren invulling worden gegeven: ‘aangenaam kennis te maken’ en mensen betrekken ‘op een aangename manier’.
“Vragenlijsten worden al snel een soort toets. Het idee was daarvan weg te blijven, maar wel informatie op te halen. Met een vragenkaartje bijvoorbeeld, met vragen over het dagelijks leven, maar ook over technologie. De persoon met dementie en diens naaste kunnen die kaartjes een paar weken om en om gebruiken om met elkaar in gesprek te gaan. Dan ontstaat een beeld van de context waarin technologie een plaats kan krijgen en de rol die de relatie daarin speelt.”
Beste vraagstelling
Een analyse die is uitgevoerd van interviews die door ontwerpers zijn gehouden, maakte verder duidelijk welke vorm van vraagstelling het best werkt: gesloten meerkeuzevragen, reflectieve vragen en positief geformuleerde vragen.
Suijkerbuijk hierover: “Dit was een unieke studie, omdat tot op heden de kennis hierover vooral gebaseerd was op kwalitatieve ervaringen van onderzoekers en ontwerpers. De diepte-analyse van wat er gebeurt in een interview laat zien dat verschillende mensen met dementie in staat zijn een antwoord te geven op goed gestelde vragen. Zelfs als de interviewer het een ingewikkeld onderwerp vond, bleek dit soort vragen toch effectief.”
Sandra Suijkerbuijk promoveert 12 september aan de Technische Universiteit Eindhoven op onderzoek hiernaar. Lees hier haar proefschrift. En lees het volledige interview met Sandra Suijkerbuijk in ICT&health 4, die op 23 augustus verschijnt.