Artsen en patiënten denken te verschillend over data van wearables

do 3 maart 2016 - 15:09
trackingdata
Technologie
Nieuws

Artsen en patiënten verschillen in de manier waarop zij omgaan met data afkomstig van wearables zoals fitness- en activity-trackers. Dat blijkt uit een recente studie van de Universiteit van Washington. De onderzoekers ondervroegen in totaal 211 patiënten en 21 artsen, voedingsdeskundigen en andere health professionals over hun houding ten opzichte van self-tracking data.

Steeds meer artsen worden geconfronteerd met patiënten die via apparaten zoals FitBit zelf data hebben vergaard. Deze data kan in sommige gevallen nuttig zijn, maar vaak is de hoeveelheid zo overweldigend dat er simpelweg geen capaciteit is om alle informatie te ontleden of te interpreteren.

‘Hybride’ variant meest effectief


De onderzoekers van de Universiteit van Washington komt om die reden met een aantal aanbevelingen op basis waarvan self-tracking data beter kan worden verzilverd. Zo zouden er tools moeten worden ontwikkeld waarmee dergelijke data kan worden gevisualiseerd en geanalyseerd.

Verder zouden artsen beter wegwijs moeten worden gemaakt in het aanbod aan trackers en deze vervolgens kunnen indelen per patiëntgroep. Daarnaast zouden de verwachtingen van patiënten ten aanzien van de wetenschappelijke validiteit moeten worden getemperd.

Tijdens het onderzoek werd de nadruk vooral gelegd op leefgewoonten van de deelnemers, die kampten met gewichtsproblemen en/of maag- en darmklachten. Daarbij werden een deelgroep gevraagd hun gezondheid te tracken op papier en met geselecteerde trackers. Deze ‘hybride’ vorm van dataverzameling leverde positievere resultaten op dan wanneer patiënten al hun medische data onttrokken aan willekeurige trackers en zonder deze te spiegelen aan hun eigen bevindingen.