‘Niet méér diagnostiek, maar meer mèt diagnostiek’

ma 21 oktober 2024 - 10:30
Diagnostiek
Nieuws

Dorien Zwart heeft een droomduobaan: als praktiserend huisarts en als docent en onderzoeker bij het UMC Utrecht. Zwart - sinds eind vorig jaar hoogleraar Huisartsgeneeskunde bij het Julius Centrum (kenniscentrum Gezondheidswetenschappen en Eerstelijnsgeneeskunde van het UMCU) - vindt dat beide functies elkaar perfect aanvullen. Enerzijds het onderwijs aan studenten en huisartsen in opleiding en het wetenschappelijk onderzoek, anderzijds de dagelijkse praktijk van de eerstelijnszorg. Beide functies leveren haar onmisbare input voor dé maatschappelijke uitdaging in en van de zorg: goede zorg blijven bieden bij groeiende personeelstekorten, terwijl de werkdruk stijgt door onder meer vergrijzing, hoge eisen en verwachtingen van de maatschappij én ongebreidelde technologische ontwikkeling. Er is volgens Zwart een belangrijke rol weggelegd voor ‘passende diagnostiek’.

Het IZA (Integraal Zorgakkoord), opgesteld én onderschreven door de belangrijkste spelers in de gezondheidszorg om de grote uitdagingen van de toekomst aan te gaan, gaat over het parool ‘Passende zorg’, zo begint Zwart in een interview in ICT&health 5. “Het begrip is niet nieuw. Vraag je het een gemiddelde huisarts, dan zegt hij: ‘dat is mijn werk, al jaren!’. Waarom zou ik nu ineens aan al deze bestuurlijke drukte meedoen?”

Feit is dat de zorg over de volle breedte kraakt door overbelasting en dat een van de oorzaken verspilling van capaciteit is door niet passende zorg. Zwart: “Er is zowel te veel aanbodgestuurde - ofwel doktergedreven – zorg waarvan de wetenschap al zegt dat het niet werkt, als vraaggerichte ofwel patiëntgedreven zorg: waarvan de dokter weet dat het niet echt helpt, maar waar de patiënt en de samenleving om vragen.”

Wel of niet zinvol

Idealiter heeft een diagnostische test alleen zin als de uitkomst consequenties heeft voor de volgende stap in het beleid voor de patiënt. Een gesprek met een patiënt hierover en de waarde van een diagnostische test voor juist deze patiënt bespreken is echter best complex. Zo heeft bijvoorbeeld een test in de omgeving van de huisartsenpraktijk een andere (voorspellende) waarde dan dezelfde test in de omgeving van het ziekenhuis.

Zwart geeft een voorbeeld: “Neem een patiënt met pijn op de borst. Van dergelijke patiënten die zich bij de huisarts melden, heeft ongeveer 1 op de 10 een hartprobleem; bij de populatie die bij de cardioloog komt is dat de helft. Dit maakt de prestatie van eenzelfde diagnostische test in het ziekenhuis beter dan in de huisartsenpraktijk en de test daarmee daar passender. Voorwaarde is dan wel dat huisartsen niet ‘te laagdrempelig’ gaan verwijzen. Patiënten hebben echter vaak wel de verwachting dat er wat gedaan wordt. De uitdaging is om in die context het goede te blijven doen.”

Ouderwets geregeld

Tegelijkertijd, stelt Zwart vast, is diagnostiek behoorlijk ouderwets geregeld. Het merendeel gebeurt niet thuis of bij de huisarts maar in het ziekenhuis. Op zoek naar ziekte zet de specialist een enorme batterij tests, scans en wat dies meer zij in. Deze routine is begrijpelijk, er wordt van de specialisten immers gevraagd de ziekte te vinden, maar het is niet erg efficiënt, meent Zwart.

Het is volgens Zwart dan ook onvermijdelijk dat een aantal dingen anders moet worden georganiseerd om meer patiënten met minder handen goede zorg te kunnen blijven bieden. Te beginnen met passende diagnostiek. Ze stelt: we moeten niet méér diagnostiek doen, maar meer doen mèt diagnostiek.
.
“Bij passende zorg hebben we het vaak alleen over behandeling. Dat is een misvatting. Passende zorg begint bij passende diagnostiek. Niet passende diagnostiek is de motor van niet passende zorg. We moeten dus goed blijven nadenken over belangrijke vragen als: wanneer doe je diagnostiek? Hoe goed is diagnostiek? Waar doen we diagnostiek? En welk verhaal vertellen we de patiënt als diagnostiek geen toegevoegde waarde heeft

Lees het hele artikel in ICT&health editie 5, die rond 25 oktober verschijnt.