De Vereniging van Zorgaanbieders voor Zorgcommunicatie (VZVZ) is bekend als beheerder van afsprakenstelsel AORTA en het LSP (Landelijk Schakelpunt, voor de veilige uitwisseling van medische gegevens). Maar VZVZ houdt zich op meer gebieden bezig met gegevensuitwisseling en databeschikbaarheid. Denk aan de ontwikkeling en het beheer van afsprakenstelsels als Twiin, of gemeenschappelijke voorzieningen als het Zorgadresboek en Mitz - dat invulling geeft aan de generieke functie toestemming. Koos Veefkind, voorzitter RvB van VZVZ, spreekt met ICT&health over de complexe wereld van standaarden en afspraken om naar eenvoudige, standaard databeschikbaarheid te komen.
Veefkind merkt dat voor buitenstaanders af en toe de functie van VZVZ ongrijpbaar is. De belangrijkste rol, schetst hij, is ervoor te zorgen dat gegevensuitwisseling en databeschikbaarheid – ofwel interoperabiliteit in de zorg – maximaal wordt gefaciliteerd. Dat gebeurt via een aantal wegen, waarvan de bekendste het beschikbaar stellen van het LSP als voorziening voor gegevensuitwisseling is.
Verschil maken
“Natuurlijk moeten zorgaanbieders zo’n platform ook gebruiken”, stelt Veefkind. “Daar maken we denk ik echt het verschil. Al onze leden, al onze koepels en hun achterban, kunnen optimaal voorzieningen, zoals het LSP gebruiken. Wij helpen hen daar op alle mogelijke manieren mee. We stimuleren het gebruik, houden de technische voorzieningen up to date, monitoren de beschikbaarheid en zorgen voor nieuwe voorzieningen zoals het Zorg Adresboek en toestemmingsvoorziening Mitz.”
VZVZ is zich ervan bewust dat de wereld groter is dan het LSP. Daarom zorgt VZVZ ervoor dat er middels koppelvlakken aangesloten wordt op andere afsprakenstelsels (zoals MedMij) en andere voorzieningen – bijvoorbeeld Nuts. Maar ook op termijn – zo is de wens in de Nationale Visie en strategie op het gezondheidsinformatiestelsel - om met het sociale domein standaard en veilig te kunnen uitwisselen.
Suboptimaal oplossen
Natuurlijk zou het veel makkelijker zijn als gegevensuitwisseling niet zo gefragmenteerd was, stelt Veefkind, met vaak niet interoperabele systemen, afspraken en standaarden die ontwikkeld zijn sinds het plan voor een landelijk EPD in 2011 sneuvelde in de Eerste Kamer. “Kijk, als je alles opnieuw mocht ontwerpen, zouden we nu veel meer uitgaan van gemeenschappelijk afspraken. Dat gaat niet gebeuren, dus moeten we de fragmentatie zo goed mogelijk oplossen.”
Het is ook mooi dat de overheid er recent voor koos om Twiin tot het afsprakenstelsel te maken dat aan bovenkant moet samenknopen wat aan de onderkant versnipperd is, stelt Veefkind. “Zo heb je een centraal uitgangspunt waar alle onderliggende stelsels aan moeten voldoen om in staat te zijn gegevens tussen die stelsels uit te wisselen. Hiervoor moeten er generieke Twiin-koppelpunten komen, zodat alle afsprakenstelsels met elkaar kunnen uitwisselen. Twiin met MedMij, MedMij met Koppeltaal, Nuts met Twiin etcetera."
Nog niet genoeg
Wetten als Wegiz en akkoorden zoals IZA helpen hierbij, net als de Europese EHDS (zoals met een opt-out systeem voor toestemming in plaats van opt-in). Maar het is nog niet genoeg, vindt Veefkind. Zo pleit hij voor meer dwingende afspraken, omdat er nog te veel vrijblijvendheid is. Nu zie je partijen vaak wel dezelfde uitgangspunten aanhangen als het gaat om gegevensuitwisseling, maar bij de invulling is er teveel ruimte voor eigen interpretatie.
Lees het volledige interview met Koos Veefkind in ICT&health6, die op 13 december verschijnt.