Binnen de radiologie en nucleaire geneeskunde is sprake van ontwikkelingen die een grote rol gaan spelen in de toekomst van medische beeldvorming. Als die ontwikkelingen op slimme wijze bij elkaar worden gebracht in een toekomstbestendige IT-infrastructuur, biedt dit de basis voor de holistische patiëntbenadering die zorgprofessionals willen bieden.
De grote ontwikkelingen op het gebied van PACS zorgen ervoor dat ook de 22ste editie van het congres PACS van MedicalPHIT (11 december in Maarssen) veel actualiteit te bieden heeft. “We zien deze ontwikkelingen op uiteenlopende gebieden”, zegt dagvoorzitter Jan-Jaap Visser.
Workflow
De eerste ontwikkeling is die van de workflow. “Er komt steeds meer aandacht voor de workflow in de brede betekenis van het woord”, ziet Visser. “In de radiologie zelf moeten digitale innovaties zoals AI, een plaats krijgen. De resultaten ervan moeten op een gebruiksvriendelijk te verwerken manier in het PACS komen. Daarnaast komt er ook steeds meer aandacht voor de downstream-effecten in het zorgpad van de patiënt.”
Een goed voorbeeld om uit te leggen wat Visser met dat laatste bedoelt, is de CT-scan die patiënten krijgen bij de follow-up van een oncologische behandeling. “Wat daarbij niet wordt gevraagd, is of er sprake is van aanwezigheid van incidentele longembolieën, deze worden dan ook regelmatig gemist. Maar er zijn wel algoritmen beschikbaar om dit te detecteren. Bij detectie ervan wordt de patiënt geprioriteerd in de werklijst van het PACS. Vervolgens is de vraag, hoe organiseer je de logistiek? Wat is dan de workflow, welke informatiebehoefte heeft de behandelaar? Daarover moeten werkafspraken worden gemaakt.”
Beeldbeschikbaarheid
Een tweede ontwikkeling heeft betrekking op het onderwerp beeldbeschikbaarheid. “Het TWIIN-portaal speelt hierin natuurlijk een belangrijke rol”, zegt Visser hierover. “Maar het woord dat altijd wordt gehoord in communicatie over dit onderwerp is nog steeds: uitwisseling. Op dit gebied is een fundamentele verandering nodig waarbij we inzetten op landelijke beeldbeschikbaarheid. Dit sluit aan op de visie van de NVvR en hoe we daar als beroepsvereniging samen met stakeholders stappen in zetten.”
"We zetten in op landelijke beeldbeschikbaarheid"
Onno Gabel, consultant/programmamanager bij MedicalPHIT, vult aan: “Tijdens het congres zullen we stilstaan bij de laatste ontwikkelingen over een landelijke tijdlijn voor beeldbeschikbaarheid. Inzichtelijk maken waar de beelden zich bevinden is al een stap in de goede richting. Maar daarmee zijn we er nog niet. Wat we willen, is het met nieuwe technologie mogelijk maken om beelden die zich elders bevinden met toestemming van de patiënt ook snel beschikbaar te maken voor de behandelaar die ze nodig heeft.”
Precies dat is wat nodig is, reageert Visser. “Je wil dat de zorgverlener overzicht heeft over de beelden die ooit ergens in een ziekenhuis zijn vervaardigd zodat ze op het juiste moment kunnen worden bekeken. Er is immers een volledig beeld nodig van de patiënt, ook over wat eerder elders al is gebeurd, waarom en met welk resultaat. Want patiënten bewegen zich tussen verschillende zorgorganisaties.”
Enterprise imaging
De derde ontwikkeling is enterprise imaging. Visser legt uit: “Iedere afdeling die beelden produceert, heeft hiervoor vaak zijn eigen systeem. Eerder waren dit met name de radiologie en cardiologie, maar nu werken steeds meer afdelingen met beelden, bijvoorbeeld ook MDL, dermatologie en oogheelkunde. Om dit geheel toekomstbestendig te maken is het belangrijk om deze systemen in te richten volgens de meest recente inzichten.”
Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen de archief- en de workflow-laag. In het zogenaamde VNA (Vendor Neutral Archive) worden alle beelden opgeslagen. Deze kunnen met afdeling-specifieke applicaties beschikbaar gemaakt worden door middel van een eigen viewer of workflow manager. In de wandelgangen wordt dit nog steeds PACS genoemd, maar in deze nieuwe situatie is het feitelijk een workflow engine geworden, want de A van archivering is eruit. Visser: “Met het oog op de toekomstbestendige toepassing van medische beelden is het zaak dit ziekenhuisbreed te organiseren.”
Steeds meer ziekenhuizen zijn hier al mee bezig, stelt Gabel. “Afdelingen weten elkaar hiervoor ook beter te vinden inmiddels”, zegt hij. “Heel belangrijk, want ze willen allemaal tot het holistische beeld van de patiënt komen als basis voor de optimale behandeling en dat vergt afstemming.”
Ontwikkelingen in beeldbeheer
De vierde en laatste ontwikkeling waarbij Visser wil stilstaan, heeft betrekking op toekomstbestendig beeldbeheer. “Dit betekent in de eerste plaats dat in toenemende mate aandacht moet worden besteed aan cybersecurity. Dit heeft implicaties voor het centraal en decentraal beeldmanagement. Afdelingen moeten bijvoorbeeld handelen in lijn met de centrale cybersecurity-afspraken en op basis van de nieuwste inzichten over wat hiervoor centraal is ingericht op het gebied van zaken als autorisatiebeleid, updates en penetratietesten.”
Dit vraagt om een toenemende mate van centralisering. “Het vraagt om standaarden en om afspraken tussen de lokale en centrale beheerders”, benadrukt Visser. In aansluiting hierop zegt Gabel: “Je hebt een centrale cockpit nodig die overzicht heeft op alle systemen in alle afdelingen.”
Toekomstbestendig
Die centralisering vraagt om een overkoepelende IT-infrastructuur. “Dit onderwerp krijgt steeds meer aandacht”, zegt Visser. “Het betekent een beperking van de vrijheidsgraden van individuele afdelingen, maar het is wel nodig om tot een toekomstbestendige infrastructuur te komen. Belangrijk hierbij is wel dat deze afdelingen hun kennis van decentrale zorgprocessen kunnen inbrengen in de inrichting van informatiesystemen. Daarbij hoort ook een afweging over de vraag wat je wel en niet onderbrengt in de cloud.”
Met die vraag zijn ziekenhuizen ook bezig, ziet Gabel. “Data onderbrengen in de cloud heeft financiële voordelen. Maar als alles in de cloud staat en de verbinding valt weg, dan sta je met lege handen. De achterliggende vraag is dus hoe je geniet van de voordelen van de cloud zonder nieuwe kwetsbaarheden te introduceren. Een optie is een deel van de data dichtbij te houden, om te kunnen doorwerken als er een probleem is. Ook mogelijk is een onwijzigbare back-up van de back-up voor het geval je gegijzeld wordt door ransomware.”
In huis of in de cloud is niet het enige perspectief dat aandacht vraag als het om het beheer van data gaat, stelt Visser. “Een vraag die ook moet worden gesteld is: doe je het beheer zelf of leg je het bij een leverancier neer? En er is ook nog het overkoepelende thema van duurzaamheid. Beelden beschikbaar maken in plaats van heen en weer sturen scheelt opslag en dus energie.”
Duurzaamheid kan ook op een andere manier worden bekeken, vult Gabel aan: “Het is ook duurzaam samenwerken tussen zorgverleners, bereid zijn om gegevens beschikbaar te maken voor elkaar. Dan is kopiëren niet langer nodig. Dit vraagt om aanvullende afspraken op landelijk niveau.”
Holistisch beeld
Waar hoopt Visser over tien jaar te staan? “Dan moet dat holistisch beeld van de patiënt dat Onno noemde echt wel een feit zijn”, zegt hij. “Dat betekent dus dat we als professionals in onze werk-
uitvoering veel beter ondersteund worden dan nu het geval is. En dat we dus worden geholpen om het overzicht te houden over de toenemende hoeveelheid data die we tot onze beschikking hebben.” Daarin speelt AI een belangrijke rol, zegt Gabel afsluitend. “Vooropgesteld dat die functioneert in een organisatie die een toekomstbestendige it-infrastructuur en beheerfaciliteiten biedt.”
CV
Jan-Jaap Visser is radioloog en chief medical information officer (CMIO) in het Erasmus MC in Rotterdam. Hij doet veel onderzoek naar de validatie, implementatie en evaluatie van AI in de radiologie. Binnen de Nederlandse Vereniging voor Radiologie is bij bestuurslid van de sectie Techniek met de portefeuille AI. Ook is hij bestuurlijk actief in diverse internationale gremia zoals de European Society of Medical Imaging Informatics en de European Society of Radiology.
Onno Gabel is consultant/programmamanager bij MedicalPHIT.