Rondslingerende wachtwoordbriefjes op een werkplek en patiënten die hun DigiD uitlenen aan mantelzorgers voor toegang tot hun portaal. Met de transitie naar digitale toegang in de zorg worden deze situaties steeds meer ondenkbaar, stelt Bob van Os, programmamanager digitale toegang in de zorg bij Nictiz. Iedereen in de zorg moet er namelijk zeker van kunnen zijn dat alleen de juiste personen bij de juiste medische informatie kunnen. Zo weten patiënten dat hun data betrouwbaar ontsloten worden, en weten professionals dat ze de juiste persoon toelaten tot het digitale dossier. Om dit te garanderen, is het volgens Van Os fundamenteel dat iedereen in de zorg een betrouwbare, persoonsgebonden digitale identiteit gebruikt. Hier zet het programma ‘digitale toegang in de zorg’ zich samen met de overheid voor in: een stevig slot op de digitale voordeur van zorgorganisaties en een set met veilige sleutels voor iedere professional én patiënt.
Bob van Os krijgt tijdens informatiebijeenkomsten van het programma digitale toegang geregeld de vraag of het wel veilig is om alle zorg te digitaliseren. Hij draait dat liever om. “Het probleem is niet dat we alles willen digitaliseren, maar dat we nog niet overal gebruikmaken van een veilige, betrouwbare digitale identiteit”, benoemt Van Os. “Ik vraag me af of mensen beseffen hoe onveilig het is om medische gegevens of een kopie van een paspoort of diploma via een e-mail te versturen. We willen een analoge wereld digitaliseren, maar gebruiken die online wereld zonder betrouwbare digitale identiteit”, vult Van Os aan.
Betrouwbaarheidsniveau
Bovendien werkt de zorg met bijzonder persoonsgevoelige data. Daarom heeft de Autoriteit Persoonsgegevens vastgesteld dat toegang tot medische informatie alleen mag plaatsvinden met inlogmiddelen van het hoogste betrouwbaarheidsniveau. Dit werd medio 2023 bekrachtigd met de inwerkingtreding van de Wet digitale overheid (Wdo). Alle publieke dienstverleners, waaronder de zorg, zullen in de toekomst erkende inlogmiddelen moeten accepteren en het betrouwbaarheidsniveau van hun digitale toegang verhogen.
"Het verlenen van toegang tot digitale dienstverlening met een gebruikersnaam en wachtwoord volstaat dan niet meer”, legt Van Os uit. Maar dat is niet het enige. Omdat iedereen het recht heeft om zich door een ander te laten vertegenwoordigen, moet dit ook langs de digitale weg kunnen. Zorgverleners zijn daarmee verplicht om digitale vertegenwoordiging te ondersteunen.
Van Os vervolgt: “Je kunt niet aan elke apotheek, tandarts, fysio of huisartsenpost vragen om voor elk huidig en toekomstig erkend inlogmiddel een losse koppeling te implementeren.”
Daarom heeft het ministerie van VWS in 2021 in samenwerking met DICTU de ToegangVerleningService (TVS) duurzaam ingericht voor de zorg: een eenmalige aansluiting integreert meervoudige aansluitingen op verschillende publieke en private (Europese) inlogmiddelen, waaronder de voorzieningen voor digitale vertegenwoordiging. Het ministerie van BZK is bezig met de realisatie van Stelsel Toegang waarbij de TVS een centraal onderdeel zal zijn. Hoewel het zorgveld in afwachting is van de realisatie van de voorzieningen voor wettelijke vertegenwoordiging, is de naderende acceptatieplicht wel al steeds meer voelbaar: “De eerste zorgorganisaties zijn met hun digitale dienstverlening al volledig overgestapt op een hoger betrouwbaarheidsniveau”, vertelt Van Os.
Veilig én inclusief
Hoewel de pandemie eraan heeft bijgedragen dat steeds meer mensen gebruik maken van betrouwbare toegang tot digitale dienstverlening in de zorg, is er nog steeds een grote groep patiënten die beperkt of helemaal geen toegang heeft tot digitale zorg: “Het gebruik van de DigiD-app met daarop de ID-check vraagt van burgers dat zij zelf hun betrouwbaarheidsniveau eenmalig verhogen met de hulp van een smartphone en een Nederlands Identiteitsbewijs. Dat is niet voor iedereen vanzelfsprekend”, legt Van Os uit. Daarom is de ontwikkeling van digitale vertegenwoordiging zo belangrijk: “Met vrijwillig machtigen, curator-mentorschap of ouderlijk gezag kunnen patiënten die niet kunnen, willen of mogen óók toegang krijgen tot digitale dienstverlening in de zorg.”
In de transitie naar hogere betrouwbaarheidsniveaus gaat het dus niet meer alleen over de technische implementatie, maar over inclusiviteit, regie, gebruiksvriendelijkheid en ook juridische haalbaarheid. Van Os vult aan: “Als je bijvoorbeeld iemand machtigt in de zorg, is de vraag die opkomt: mag die persoon dan alles lezen in het medisch dossier van de patiënt die is vertegenwoordigd? En de vervolgvraag: hoe moeten zorgverleners dat veilig inrichten in het systeem?”
Uit onderzoek dat in opdracht van het programma digitale toegang werd uitgevoerd, bleek dat zorgaanbieders uit diverse sectoren de huidige systeemindeling en dossieropbouw als belemmerend ervaren voor het implementeren van toegang door ouders of verzorgers in het dossier van hun kind. Om deze belemmeringen te overbruggen, zijn concrete aanpassingen noodzakelijk in het EPD. De komende periode worden deze plannen verder uitgewerkt samen met een groep experts uit het zorgveld.
Regie
De trend waarbij het zorgproces leidend is, ziet Van Os ook terug in de introductie van Dezi (Dé zorgidentiteit): het nieuwe inlogstelsel voor zorgprofessionals. Dezi levert betrouwbare identiteitsverificatie voor zorgaanbieders en zorgprofessionals, met diverse opties voor erkende inlogmiddelen. Deze flexibiliteit stelt zorgprofessionals in staat om in te loggen met een inlogmiddel dat aansluit bij hun werkproces en persoonlijke voorkeuren. Dit kan op elk systeem, op iedere werkplek en met verschillende middelen, zodat het binnen elk zorgproces past.
Met het Dezi-stelsel beweegt digitale toegang steeds meer naar de professional toe: “De zorgprofessional kiest wat past binnen zijn of haar werkproces en heeft de regie”, aldus Van Os. Dezi zal op termijn de huidige UZI-pas met kaartlezer vervangen. Om het nieuwe inlogstelsel te beproeven, vinden in de komende periode bij diverse zorgorganisaties pilots plaats.
Deze beweging naar meer ‘regie’ is niet alleen zichtbaar voor de professional, maar ook voor de burger. Er zijn vanuit de Europese Commissie grote ambities om burgers meer regie over hun digitale identiteit te geven, en de mogelijkheid te bieden om veiliger digitaal zaken te kunnen doen binnen de Europese Unie. Dit heeft begin 2024 geleid tot de herziening van de eIDAS-verordening die onder meer de komst van ID-wallets belooft. Een digitale ID-wallet is een app op je smartphone die dient als inlogmiddel. Hiermee kun je je als burger digitaal identificeren op eIDAS betrouwbaarheidsniveau Hoog en kun je bijvoorbeeld bewijzen uitwisselen zoals een diploma of rijbewijs. Van Os ziet de mogelijkheden van een digitale wallet voor de zorg als een gamechanger: “Een digitale ID-wallet haalt diverse bestaande problemen binnen e-health weg, zoals de huidige afgrenzing tussen het private en publieke BSN-domein en de beschikbaarheid van middelen op het hoogste betrouwbaarheidsniveau. Maar het belangrijkste is dat de burger, en daarmee ook iedere patiënt, met dit instrument volledig in regie is over zijn digitale identiteit.”
Integraal Zorgakkoord
Deze transitie naar digitale toegang in de zorg is bovendien essentieel voor het Integraal Zorgakkoord (IZA), waarin veel aandacht wordt besteed aan passende zorg. “Hybride zorg neemt een vogelvlucht. Dienstverleners en zorgprofessionals willen steeds meer zorg op afstand aanbieden. Als patiënten op de bank met thuismonitoring bijvoorbeeld hun bloedwaarden willen bijhouden via het EPD, moeten we er blind op kunnen vertrouwen dat deze data bij de juiste patiënt horen. De beschikbaarheid van erkende inlogmiddelen zijn randvoorwaardelijk voor het behalen van de doelstellingen voor hybride zorg in het Integraal Zorgakkoord.”
Ambities
Het Stelsel Toegang realiseert hier de komende periode duurzame generieke bouwstenen voor. In de tussentijd heeft Van Os vertrouwen in het vliegwiel van de Wdo: “Ik ga ervan uit dat steeds meer zorgaanbieders op technisch niveau voorbereid zijn op toekomstbestendige digitale toegang.” Dat de signalen en behoeften in het zorgveld snel veranderen in deze transitiefase, ziet hij als uitdaging: “Het EPD draait bijvoorbeeld nog heel erg om het individuele zorgproces van de patiënt. Hoe kunnen we ‘systemisch behandelen’ digitaliseren, zodat ook de omgeving van een patiënt kan worden behandeld? Deze behoefte speelt in verschillende zorgdomeinen, zoals de jeugd-GGZ. Dit soort vraagstukken nemen we als programma de komende periode mee in onze plannen.”
Het programma Digitale Toegang van Nictiz zal een brugfunctie blijven vervullen: “Onze focus ligt vooral op de uitdagingen voorbij de techniek, om digitale toegang zo inclusief mogelijk te maken,” aldus Van Os. Daarin ziet hij de taak van het programma om continu voor aansluiting te zorgen tussen generieke bouwstenen van de efficiënte overheid en het zorgproces: “Soms moeten we bouwstenen aanpassen, en soms processen in de zorg.”
CV
Bob van Os is programma-manager Digitale Toegang in de zorg bij Nictiz. Hij heeft de ambitie dat elke patiënt of professional de middelen heeft om betrouwbaar, veilig én gemakkelijk toegang te krijgen tot zijn of haar zorgwereld. Daar bouwt het programma Digitale Toegang in de Zorg van Nictiz op voort vanuit zijn vier pijlers: het Dezi inlogstelsel voor zorgprofessionals, ID-wallet, routeringsdienst TVS en digitale vertegenwoordiging.
Volg de ontwikkelingen op het gebied van Digitale Toegang en blijf op de hoogte: Link