Hoe kunnen we de kennisinfrastructuur rond preventie versterken? Dat is de vraag waar de wetenschappelijke NFU-commissie Preventie zich over heeft gebogen. De commissie wil de implementatie van preventie in de praktijk versnellen, omdat op dit moment de kennisoverdracht en het gebruik van kennis in de praktijk niet optimaal zijn. In de paper ‘De versterking van de kennisinfrastructuur rondom preventie. Handreiking: analyse en aanbevelingen’ doet de commissie enkele aanbevelingen.
Het samenwerkingsverband van umc’s, de NFU, heeft in haar agenda Preventie aangegeven een versnelling van implementatie in de praktijk te willen aanjagen. Dit omdat er in de praktijk nog te weinig aan preventie wordt gedaan. Zo worden preventieve interventies waarvan het effect bewezen is, zoals die voor stoppen met roken, niet systematisch aangeboden aan mensen die daar baat bij kunnen hebben.
Ook wordt het gebruik van dergelijke interventies vaak niet gemonitord. Daardoor is niet goed zichtbaar waar preventie onderbenut wordt en waar het implementatieproces belemmerd wordt in de dagelijkse praktijk. Het gevolg is dat preventief beleid of preventieve acties niet altijd bewezen effectief of doelmatig zijn en dat we potentiële gezondheidswinst ‘laten liggen’.
Analyse
Allereerst heeft de commissie de kennisinfrastructuur rond preventie geanalyseerd. Daarbij legde ze de focus op de overdrachts- en implementatiefase van kennis. Deze twee fasen omvatten het samenbrengen van kennis, het integreren van kennis in richtlijnen voor het uitvoeren van de publieke preventie, het integreren van kennis in het onderwijs, het verankeren van de kennis in het professioneel handelen in de publieke gezondheidszorg en het monitoren van de effecten. Voor al deze aspecten zijn de knelpunten beschreven en de rol van de umc’s benoemd. Vanuit deze analyse worden er aanbevelingen gedaan over hoe deze rol kan worden versterkt.
De aanbevelingen
De commissie komt tot de volgende drie aanbevelingen:
- Organiseer het proces van kennisbundeling op preventie en richtlijnen meer systematisch. Doel hiervan is om te zorgen dat richtlijnen programmatisch worden ontwikkeld en wetenschappelijke kennis over preventie systematisch in de praktijk wordt geïntegreerd. Een nog op te richten onafhankelijk (virtueel) wetenschappelijk instituut zou hierin kunnen voorzien.
- Veranker regionale leerwerkplaatsen en bed de opleiding tot artsen in de publieke gezondheidszorg (Arts M+G) in de academie in. Doel hiervan is om te zorgen dat de publieke gezondheidszorg haar handelen baseert op het best mogelijke wetenschappelijke bewijs.
- Zorg dat lopende initiatieven voor de ontwikkeling van data-infrastructuren populatiegegevens omvatten. Het gaat hierbij om zowel het medisch als het sociaal domein, met integratie van de bestaande cohortstudies. Doel hiervan is om te zorgen dat de implementatie van preventie en de effecten op de gezondheidsuitkomsten beter kunnen worden gemonitord.
Preventie in de toekomst
Door de vergrijzing wordt preventie steeds belangrijker. Het is dan ook essentieel om hier gezamenlijk stappen in te zetten. De hierboven vermelde inzichten kunnen bijvoorbeeld worden meegenomen in lopende trajecten, zoals het traject rondom de ‘Versterking kennisinfrastructuur gezondheidsbevordering en preventie’, waarin GGD’en, Academische Werkplaatsen Publieke Gezondheid, Coalitie Leefstijl in de zorg en landelijke kennispartijen RIVM, GGD GHOR en VNG samenwerken. De inzichten worden ook meegenomen in de curriculumontwikkelingen, specifiek voor de Arts M+G-opleiding.
Karien Stronks, voorzitter van de wetenschappelijke NFU-commissie Preventie en hoogleraar Publieke Gezondheid aan het Amsterdam UMC: “We zijn heel benieuwd naar de reactie van andere partijen op deze analyse en naar hun ideeën om samen te werken aan de uitvoering van deze adviezen. Op die manier willen we ons inzetten om de bestaande kennis op het gebied van preventie beter te bundelen en te gebruiken om Nederland gezonder te maken.”
Digitale preventieprogramma’s
Technologie kan een belangrijke rol spelen in de preventiezorg en deze zorg ook effectiever maken. Daarnaast is het op internationaal niveau mogelijk veel van elkaar te leren als het gaat over de combinatie van digitale oplossingen en preventie. Het programma THCS stelt subsidie beschikbaar om het gebruik van technologie in de preventiezorg én internationale samenwerking te stimuleren.
Bij de ontwikkeling van digitale preventieprogramma’s die moeten leiden tot gedragsverandering en een langer, gezonder, leven kan onder andere gebruik worden gemaakt van Intervention Mapping. Rik Crutzen, hoogleraar Gedragsverandering & Technologie, MUMC+, gaf hier onlangs een presentatie over. Met deze methode wordt het volledige pad van het plannen en ontwikkelen van gezondheidsbevorderende interventies in kaart gebracht; vanaf de erkenning van een behoefte of probleem tot aan de identificatie van een oplossing.