VIPP op de helft: kritiek en positieve geluiden

vr 7 september 2018 - 13:33
VIPP-beleidsavdiseurs
Databeschikbaarheid
Nieuws

Het VIPP-programma om uitwisseling van digitale gegevens door ziekenhuizen (intern en met patiënt) te verbeteren, is op de helft. Het programma startte anderhalf jaar geleden. Eind 2019 moet het afgerond zijn. In een tweedelig interview vertellen de twee mensen die aan de wieg van VIPP stonden over de stand van zaken, de geboekte vooruitgang en de kritische noten.

VIPP (Versnellingsprogramma voor Informatie-uitwisseling Patiënt en Professional) is van start gegaan in de ziekenhuissector op initiatief van koepelorganisatie NVZ. Doel is te kunnen voldoen aan de wettelijke eis dat elk ziekenhuis eind 2019 beschikt over een patiëntenportaal waar medische gegevens zoals labuitslagen en gespreksverslagen in te zien zijn. Vanaf 2020 is digitale medische inzage een recht voor elke Nederlander. Voormalig VWS-minister Schippers trok vanaf 2017 gedurende drie jaar 35 miljoen euro per jaar uit om VIPP in de ziekenhuissector te ondersteunen -  105 miljoen euro tot en met 2019. Het huidige kabinet heeft daar 75 miljoen euro voor de komende drie jaar aan toegevoegd. Verder kunnen de revalidatiecentra, categorale instellingen en zelfstandige klinieken op 60 miljoen euro rekenen.

VIPP over de helft

VIPP is nu over de helft. Naast juichende geluiden over het zetten van digitale stappen, klinken er ook kritische geluiden. Zoals dat wat de ziekenhuizen verdienen met geboekte resultaten, direct bij de softwareleveranciers terecht komt en dat er voor de ziekenhuizen niks overblijft. Ingrid van Es en Maarten Fischer, beleidsadviseurs van de NVZ, nuanceren dergelijke ideeën. VIPP is een stimuleringsregeling en geen kostendekkende subsidie, zegt Van Es. Sowieso moet je zelf de helft van de totale kosten investeren om geen gedoe met Europese regels te krijgen. “We hebben een extern bureau laten uitrekenen wat het programma de ziekenhuizen zou kosten. Daar zit een deel software in, maar ook veel geld voor het veranderprogramma dat nodig is. Van dat totaalbedrag moeten ziekenhuizen de helft dus zelf opbrengen. Kost het twee miljoen? Dan krijg je uiteindelijk één miljoen van VWS.” Dat softwarebedrijven nu meer verdienen dan voorheen, klopt, zegt Fischer. Maar dat komt omdat ze voorheen voor vijf of tien ziekenhuizen iets ontwikkelden. “Nu voor al hun ziekenhuisklanten.” Overigens vinden beide adviseurs van de koepelorganisatie voor ziekenhuizen, dat het signaal uit het veld dat softwareleveranciers een grotere macht dan voorheen hebben, serieus te nemen is. Samen een vuist maken, ligt dan ook voor de hand.

Kritiek op tijdsinvestering

Kritiek is er ook op de tijdsinvestering: het openstellen van het dossier, het controleren van de medicatie. Maar in het verleden moest een medicatieoverzicht bij de apotheek worden opgevraagd, als de patiënt het vergat mee te nemen. Die stuurde dan een fax, zegt Fischer. “Een tijdrovend proces met grote kans op vergissingen. In het verleden deed de doktersassistente dat, nu moet de dokter het (deels) zelf doen. Dat is niet de schuld van het EPD, laat staan van VIPP. Ook in dit proces zou de assistente al veel kunnen voorbereiden.” Een misverstand is dat VIPP voorschrijft dat alle ziekenhuizen een portaal moet hebben. Van Es: “Dat is niet zo. Je moet patiëntgegevens toegankelijk maken. Maar of je dat nou doet via een portaal of direct naar een persoonlijke gezondheidsomgeving, een PGO, die keuze staat vrij.”

Positieve noten

Positieve geluiden zijn er ook. Zoals de gelijkgerichtheid van de doelen, de standaarden die iedereen implementeert. Dat dat het niet alleen over de technische implementatie gaat, maar ook over het gebruik. Zo’n prestatiemeting is nieuw voor de ziekenhuizen, zegt Van Es. “ Het gaat er niet om of je het zou kunnen, maar dat het daadwerkelijk gebeurt. Met een fors aantal FTE kan iedereen de patiënt zijn medische gegevens bieden: printen, kopiëren, scannen. Je moet nu echt het resultaat, het gedigitaliseerde proces, laten zien.” Fischer stelt dat vrijwel alle algemene ziekenhuizen meedoen, evenals revalidatieklinieken, categorale instellingen en zelfstandige klinieken. Er zijn regelmatig updates van ziekenhuizen die doelstellingen halen.  VIPP is nog maar het begin, zeggen de beleidsadviseurs. Een trein die is gaan rijden, vaart maakt en niet meer tot stilstand komt. Gebruikmakend van wat er al was, zoals standaarden als de Basisgegevensset Zorg, maar uniek omdat iedereen die straks hanteert. Standaarden waardoor ziekenhuizen minder infrastructuurafhankelijk zijn als ze straks onderling gaan uitwisselen.

VIPP-doelstellingen niet 'sexy'

Sommige ziekenhuizen willen liever e-health-dingen doen, vinden VIPP maar behoudend. Van Es: “Het lijkt niet zo sexy wat wij doen, maar deze basis is nodig om zoiets essentieels als informatie-uitwisseling tussen ziekenhuizen mogelijk te maken. Je gaat steeds meer uitwisselen in netwerken rondom de patiënt. Dus je houdt uitwisselingsvraagstukken.” Fischer: “Dit is nog maar het begin. A1 is een kleintje, B1 is al wat groter. Daarna begint het grote werk pas.” Het VIPP-programma bestaat uit twee delen. Elk deel bevat meerdere modules ofwel doelstellingen. Het gaat om: gegevensuitwisseling met de patiënt (patiënt en informatie, A1 t/m A3) en gegevensuitwisseling tussen professionals en met de patiënt rondom medicatie (patiënt en medicatie, B1 en B2). Er doen 66 ziekenhuizen mee aan het VIPP-programma. 24 ziekenhuizen hebben A1 nu succesvol afgerond en 27 B1 (waarvan de deadline is uitgesteld tot 1 december 2018).   Openingsmanifestatie van de e-healthweek 2019 Meer weten over hoe, waarmee en met wie de zorg haar toekomst implementeert? Bezoek dan op 21 januari 2019 de jaarlijkse ICT&health Openingsmanifestatie van de e-healthweek. Entreekaarten zijn gratis, dus wacht niet en meld u snel aan want op is op!