Testen op interoperabiliteit als logisch uitgangspunt

do 20 oktober 2022
Testen op interoperabiliteit als logisch uitgangspunt
eHealth
Premium

Bij de ontwikkeling van informatiesystemen voor de zorg staat het vraagstuk van interoperabiliteit niet altijd bovenaan de agenda. Maar als hier pas aan het einde van het ontwikkelproces aandacht aan wordt besteed, liggen voor de hand liggende problemen op de loer. Tijdens een recente IHE Connectathon werd volop ruimte geboden aan ontwikkelaars om met elkaar te testen en van elkaar te leren. Daarnaast haalde de Nederlandse delegatie inspiratie op uit de nationale teststrategie van Zwitserland en Canada.

Tijdens de IHE Connectathon (12-16 september in Montreux, Zwitserland) testten softwareontwikkelaars of hun producten voldoen aan de specificaties van IHE en hierdoor interoperabel zijn. “Die Connectathons vinden al meer dan vijftien jaar plaats”, vertelt Onno Gabel, consultant bij MedicalPHIT en bestuurslid van IHE-Nederland.

Speciaal voor beleidsmakers en project- en programmamanagers in de zorg organiseerden Nictiz en IHE-Nederland inspiratiesessies met Zwitserland en Canada over hun teststrategie. De centrale vraag van deze studiereis was hoe een nationale teststrategie kan bijdragen aan interoperabiliteit, zodat zorginformatie naadloos kan stromen tussen ICT-systemen.

Gabel: “Deze inzet bleek heel waardevol, want we zien in de praktijk helaas vaak dat pas bij het einde van een project wordt rekening gehouden met testen. Pas dan blijkt dat verschillende softwarepartijen een standaard verschillend hebben geïnterpreteerd en net even anders hebben ingebouwd. Het is belangrijk dat iedereen een standaard op dezelfde manier interpreteert. In de praktijk blijkt dit niet vanzelf te gaan. Dan heb je een probleem met interoperabiliteit, want als je dat voor 99 procent voor elkaar hebt, gaat het nog steeds nul procent succesvol over het lijntje. Zo’n IHE Connectathon is een uitgelezen manier om partijen hierop te wijzen. IHE heeft profielen – voor identificatie bijvoorbeeld – en als iedereen daar in ontwikkeling van systemen gebruik van maakt, voorkomt dit verderop in het proces problemen.”

Internationaal overleg
Esther Peelen, senior adviseur internationaal bij Nictiz en chair marketing and communication IHE-Europe, vult aan: “Gastland Zwitserland organiseert ook projectathons, waarin je als land op een bepaald domein kunt testen. Daar wilden we van leren en van die gelegenheid hebben we gebruikgemaakt door ons te verdiepen samen met eHealth Suisse, Canada Infoway, ELGA Oostenrijk en Tsjechië. De organisatie hiervan was een samenwerking tussen Nictiz en IHE Nederland. Het past binnen het kader van het traject Versnellen en Verbeteren van het Informatieberaad Zorg. Hierbinnen wilden we onderzoeken hoe een nationale teststrategie kan helpen bij het verbeteren van interoperabiliteit en welke elementen zo’n strategie dan moet bevatten."

Sommige landen hebben al een nationale strategie voor testen. De Nederlandse delegatie wilde leren van de kennis die zij daarmee hebben opgedaan, om te kijken of en hoe we hiervan gebruik kunnen maken om tot interoperabiliteit te komen in Nederland. Heel leerzaam, meent Peelen. 

Het is essentieel te erkennen dat je vanaf het begin moet toetsen op interoperabiliteit

Gabel vindt het enigszins geruststellend dat het elders ook niet gemakkelijk gaat. “Maar je kunt er inderdaad veel van leren. De meeste problemen zijn universeel, ook al zijn er natuurlijk verschillen, onder andere door de verschillende culturen en zorgsystemen die landen hebben. Nederland is bijvoorbeeld het enige land dat bij overdracht van patiëntgegevens verplicht het BSN van de patiënt mee te verzenden.”

Drie praktijkboodschappen
Het leidde tot drie heldere en bijzonder relevante take-away messages. De eerste – Gabel stipte het al aan – is dat standaarden en specificaties soms op verschillende wijzen worden geïnterpreteerd. “Het is dus noodzakelijk dat elke gegevensuitwisseling van het begin af aan in verschillende fasen wordt getoetst op interoperabiliteit”, zegt Peelen. Het vraagt meerdere iteraties voordat alle softwarebouwers hun application programming interface zodanig hebben gebouwd dat ze daadwerkelijk interoperabel zijn. “Hou hier rekening mee en faciliteer die iteraties van testen”, voegt Gabel toe.

De tweede take-away message is dat standaarden zich ontwikkelen. Releasemanagement volgens een gestructureerd proces is daarom essentieel om systemen interoperabel te houden en de functionaliteit te wijzigen (corrigeren en uitbreiden). “En ook om het passend te krijgen in de agenda van de ontwikkelaars bij de leveranciers, want die tijd is schaars”, zegt Gabel.

De derde take-away message is dat gemeenschappelijke testfaciliteiten noodzakelijk zijn, en niet alleen om de complexiteit en het dubbele werk bij de verschillende projecten en programma’s te verminderen. Het is noodzakelijk dat leveranciers volgens een eenduidige methodiek hun software kunnen controleren op interoperabiliteit, omdat dit tijd en kosten bespaart. 

“Wat we van Zwitserland en Canada hebben geleerd is dat een nationale teststrategie duidelijkheid en hierdoor rust geeft”, aldus Gabel. “Leveranciers kunnen de werkzaamheden ervoor concreet inplannen en testevents bieden alle stakeholders een cadans om wijzigingen door te voeren. Daarbij kun je ontzettend veel hergebruiken in elk nieuw project of programma, zoals de identificatie van de gebruiker, de controle op toestemming en autorisatie, de logging, de beveiliging en het lokaliseren, adresseren en routeren. Maar ook pseudonimiseren, anonimiseren en depersonaliseren. Immers, we hebben het niet alleen over cure, maar ook over care, research, screening/preventie en kwaliteitsregistraties.”

Rapport en adviezen
De vraag is natuurlijk: welke partij of partijen moeten aan de slag met deze take-away messages? Peelen zegt hierover: De lessen die we met alle deelnemers samen tijdens de studiereis hebben geleerd, zullen we verzamelen en aan het Informatieberaad Zorg aanbieden in de vorm van een rapport. Hierin zullen we een advies voor Nederland opnemen over hoe we via een nationale strategie voor testen meer interoperabiliteit kunnen bereiken. Het is dan aan de bestuurders die bij het programma 'Versnellen en Verbeteren' betrokken zijn om de boodschap verder te brengen. En natuurlijk kan elke deelnemers de lessen toepassen in zijn of haar eigen situatie.”

Hierbij zijn twee boodschappen belangrijk, vult Gabel aan. “De eerste is – ik kan het niet genoeg benadrukken – dat het essentieel is te erkennen dat je vanaf het begin moet toetsen op interoperabiliteit. Het is zaak dat bestuurders daarop letten, dat ze aan de projecten en programma’s de vraag stellen: ‘Zit dat in je plan?’. Het tweede is dat het van grote toegevoegde waarde is als je een aantal zaken gemeenschappelijk regelt. Het is aan het Informatieberaad Zorg en aan de bestuurders om daarmee aan de slag te gaan. Er is nu nog veel te veel versnippering, het ontbreekt aan structuur.”

Peelen wil hier een derde boodschap aan toevoegen. “Tijdens gesprekken met vertegenwoordigers uit Zwitserland en Canada kwam vanuit zowel de deelnemers aan de delegatie als de landen de uitspraak dat het waardevol is om ideeën met elkaar te blijven delen. Dat willen we dus ook blijven doen, ook met andere dan alleen deze landen. Ieder land heeft weliswaar zijn eigen problemen, maar er is ook veel wat gemeenschappelijk is en waarin we dus kunnen leren van elkaar.” 

Dat klinkt heel logisch, weet Gabel, maar: “Hoe logisch dat ook is, het is toch nog steeds bijzonder als het wel gebeurt.” Waarop Peelen aansluit met: “Je zag ook hoe geïnspireerd iedereen ervan raakt als het dan daadwerkelijk gebeurt.” Tijdens de kennisuitwisseling klonk herhaalde malen ‘Als ik dat had geweten…’. “Het is natuurlijk jammer als die constatering moet worden gedaan”, concludeert Gabel. “Maar het blijft onverminderd waardevol om die gemeenschappelijkheid te benutten, want er zijn nog heel veel plannen en ambities in Nederland waarop we het kunnen toepassen.”