Altrecht, GGz Centraal en UMC Utrecht afdeling Psychiatrie werken al enige jaren samen om binnen de regio digitale innovatie te versnellen. Gezamenlijk hebben ze een manuscript geschreven over de inzet van digitale zorg wat ervoor nodig is om een bredere inzetbaarheid van digitale middelen te bereiken. Ze hebben als basis een onderzoek gebruikt dat is gedaan onder de cliënten in en na de coronapandemie. Tijdens de coronapandemie werden immers noodgedwongen digitale middelen in sneltreinvaart ingezet.
Het gezamenlijke onderzoek van Altrecht, GGz Centraal en het UMC Utrecht is onderdeel van een breder samenwerkingsverband: ADACT (applied data science and computer technology). Samen stimuleren ze de toepassing van digitale zorg en proberen ze te leren en te verbeteren door middel van gezamenlijke data-analyses. Het vergroten van de digitale vaardigheden en kennis over de digitale mogelijkheden, is een belangrijk doel en volgens hen noodzakelijk om betere en meer gepersonaliseerde zorg aan patiënten te kunnen bieden.
Digitale zorg vast bespreekpunt
Alles was er tijdens de coronapandemie op gericht om ondanks de beperkingen, de toegankelijkheid van de zorg goed te houden. Volgens de schriftstellers werd een snelle omslag naar digitale zorg gemaakt. Die noodzaak is er niet meer en inmiddels is de ervaring van de schrijvers dat veel zorg weer plaatsvindt zoals dat altijd gebeurde, via face-to-face contact. Volgens hen niet altijd een bewust keuze van zorgverleners en client samen.
In een ervaringsmeting in 2022 onder 2279 cliënten van Altrecht, GGz Centraal en het UMC Utrecht afdeling psychiatrie, gaf de grote meerderheid (80 procent) van de cliënten aan vooral face-to-face-afspraken te hebben. Dit terwijl in een ervaringsmeting een jaar eerder, midden in de coronapandemie mensen vaker digitale zorg ontvingen (76 procent), deze zorg veelal even goed ervaarden als face-to-face zorg (60 procent) en ruim de helft (58 procent) van hen de digitale contacten (deels) wilde doorzetten. Behandelaren kregen dan ook het advies om altijd met de cliënt te bespreken hoe de zorg te vervolgen en er niet vanuit te gaan dat face-to-face contacten altijd de voorkeur hebben.
Standaard bespreken contactvorm
Uit de vervolgmeting bleek volgens de schriftstellers ook dat nog niet standaard wordt besproken op welke manier cliënten de zorg wilden vervolgen. Slechts 16 procent van de cliënten met alleen face-to-face zorg gaf aan dat er was gesproken over digitaal contact in de behandeling. Voor het merendeel van deze cliënten was digitale zorg dus geen keus. Dit terwijl één van de vijf cliënten uit deze groep hiervoor wel openstond. Cliënten die wel digitale zorg ontvingen, bespraken dit in de meeste gevallen samen met hun behandelaar. Vaak was dit op initiatief van de behandelaar (55 procent) en soms op initiatief van de cliënt zelf (17 procent).
Bij één van de drie cliënten was de inzet van digitale zorg geen bespreekpunt en stond vooraf al vast dat (een deel van) de zorg digitaal zou zijn. Kortom: uit het onderzoek blijkt dat nog niet standaard wordt besproken of digitale zorg een passende optie is.
Inzet voor duurzame digitale zorg
Verder staat er in het manuscript nog dat de inzet van duurzame digitale zorg inzet vergt van de organisatie, de zorgverlener en de cliënt. Hiervoor gebruiken de schrijvers van het manuscript het Managing Complex Change model van Lipitt (1987) als kapstok. Dit model bevat vijf elementen die aandacht vragen in een veranderproces: visie, belang, plan, middelen en competenties. Het model is zowel bruikbaar om een verandering te plannen als om te analyseren hoe een verandering verloopt of is verlopen. Ze bespreken de verschillende elementen en hoe deze tijdens de coronapandemie en de nasleep ervan van invloed waren op de omslag naar digitale zorg.
In het manuscript staat dat visie en strategie ten aanzien van digitale zorg bekend moet zijn en moet zijn door vertaald naar de verschillende organisatieonderdelen. Als de visie ontbreekt of niet duidelijk is, ligt verwarring op de loer. Het element ‘belang’ gaat volgens de schrijvers over de evidentie voor de verandering in kennis/attitude/gedrag. Dit kan voor betrokkenen verschillen, maar als het belang niet helder is of niet wordt erkend dan ontstaat er weerstand. Het element ‘plan’ gaat over de mate waarin er een heldere aanpak is voor het realiseren van de inzet van digitale zorg. Kortom is het duidelijk wie, wat, wanneer doet en hoe we het doen? Zonder plan dreigt chaos volgens het manuscript. Ook moeten de middelen zoals financiën en apparatuur toereikend zijn om goed te kunnen werken omdat dit anders tot frustratie leidt.
Niet opvolgen betekent kansen
Het laatste element dat in het stuk van Altrecht, GGz Centraal en UMC Utrecht afdeling Psychiatrie wordt besproken is ‘competenties’. Competenties gaat over de mate waarin hulpverleners en cliënten competent zijn en zich competent voelen om digitale zorg te verlenen en te ontvangen. Op het moment dat competenties te kort schieten is volgens de schrijvers de angst om het niet goed te doen het gevolg. Hoewel er digitale mogelijkheden genoeg zijn, zet het merendeel van de behandelaren deze nog niet structureel in. Het eerdere advies om de mogelijkheden van digitaal zorgcontact te bespreken is veelal niet opgevolgd. Uit de analyse van de drie organisaties blijkt dat in alle aspecten van het Managing Complex Change model verklaringen liggen voor het niet opvolgen dat dat daar dus direct ook de kansen liggen.
Digitale vaardigheden
In het stuk staat verder dat organisaties versneld bezig zijn met het opzetten van een strategie gericht op digitale transformatie, waarin visie, plan en middelen een centrale plek hebben. Dit is volgens de schrijvers een belangrijke onderlegger om de inzet van digitale mogelijkheden te stimuleren. Ook de digitale vaardigheden voor werknemers is vaak onderdeel hiervan. Een dergelijk plan is volgens de schriftstellers ook essentieel om de urgentie om te transformeren naar alle lagen van de organisatie te kunnen vertalen en te kunnen communiceren.
Gedragsverandering
Uit de strategie zou helder moeten worden hoe de inzet van digitale mogelijkheden nodig is om de toegankelijkheid van de zorg te blijven borgen, en daarmee wordt het belang onderstreept. Volgens de schrijvers van het manuscript blijft het onderdeel ‘belang’ wat onderbelicht bij organisaties. Terwijl juist het slagen van digitale zorg in de behandelkamer voor verandering moet zorgen. Als de urgentie niet wordt gevoeld, dan blijft een gedragsverandering uit. Dan zal volgens de schrijvers de digitale transformatie niet doorzetten ondanks een visie, het plan en de middelen.
Overigens heeft ZonMw eind vorig jaar rond deze tijd vanuit het ‘Onderzoeksprogramma ggz’ 2,5 miljoen euro beschikbaar gesteld om hybride zorg in de geestelijke gezondheid te stimuleren. Het gaat dan met name over de inzet van slimme combinaties van digitale zorg en fysieke zorg.