Of het nu met een polsbandje, horloge, smartphone of ander draagbaar apparaatje is, de ‘gewone’ mens kan in toenemende mate allerlei gegevens verzamelen over zijn of haar gezondheid. Zo passeerde de afgelopen jaren in deze rubriek vrijwel ieder nummer wel weer een nieuw meetapparaatje de revue. Onderzoekers Gabriels en Moerenhout herkenden deze trend en brachten in kaart wat het voor de dagelijkse zorgpraktijk betekent1. Ze vroegen huisartsen niet alleen naar hun ervaringen, maar ook naar hoe de zorg volgens hen gaat veranderen door ‘digitale zelfzorg’
Voor deze kwalitatieve studie interviewden de onderzoekers een heterogene groep van 12 huisartsen en cardiologen uit België, allen met voldoende ervaring op het gebied van ‘digitale zelfzorg’. Bij ieder interview stonden twee typen apparatuur centraal. Enerzijds de – wat de onderzoekers bestempelen als - ‘klassieke zelfmonitoring’ voor glucose, zuurstof en bloeddrukmeters. Anderzijds gingen de vragen over verschillende zorg-apps voor smartphones. Bij beide typen vroegen ze respondenten naar defrequentie van gebruik in hun praktijk, kwaliteit, wie het initiatief neemt om ze te gebruiken (arts of patiënt), data interpretatie en delen. Vervolgens vond op basis van de interviewtranscripten een thematische contentanalyse plaats.
Na analyse concludeerden Gabriels en Moerenhout dat volgens de respondenten digitale zelfzorg zorgt voor veranderingen aangaande de rol van de zorgprofessional en ten aanzien van de relatie met patiënten. Ze onderscheidden vier hoofdthema’s (telkens met een of enkele voorbeelden red.):
- Patiënten als gezondheidsmanager: wat voordelen kan hebben zoals meer autonomie maar ook problemen als het gaat om data interpretatie. Kan een patiënt bijv. wel zelf de medicatie aanpassen? Een respondent beschrijft dit als een risico maar denkt dat het wel mogelijk moet zijn, mits mensen maar binnen veilige grenzen blijven.
- Gezondheidsobsessie: er bleek dat als het gaat om het initiëren van digitale zelfzorg, dit in de meeste gevallen gebeurt door mensen zonder bestaande gezondheidsproblemen. Het kan daardoor leiden tot onnodige ongerustheid. Daarnaast beschrijven de onderzoekers dat de met apps verzamelde data, die vaak niet gedeeld wordt met artsen, door de respondenten gezien worden als ‘entertainment medicine’.
- Informatiemanagement: hier blijkt dat artsen het lastig vinden de betrouwbare apparatuur te onderscheiden van de niet-betrouwbare.
- De veranderende rol van de arts en impact op de zorg: naast vrees voor ‘data overload’, verandert de rol van de arts steeds meer in die van een data-analist en coach.
Hoewel in deze studie slechts 12 artsen werden bevraagd, geeft het een overzicht van verschillende inzichten en voor- en nadelen van digitale zelfzorg. Het volledige artikel is beschikbaar via onderstaande link (Engels).
In hoeverre de visie van Belgische artsen overeenkomt met die van Nederlandse artsen is de vraag. Wellicht dat het in Nederland iets gebruikelijker is. De eHealth monitor 2017, die gaat over de Nederlandse situatie, geeft aan dat 44 procent van de specialisten patiënten adviseert om gezondheids-apps te gebruiken.
[1] Gabriels K, Moerenhout T. Exploring Entertainment Medicine and Professionalization of Self-Care: Interview Study Among Doctors on the Potential Effects of Digital Self-Tracking. J Med Internet Res 2018;20(1):e10 URL: htttp://w w w.jmir.org/2018/1/e10/
[1] Nationale eHealth Monitor. Nictiz &
Nivel. URL:
https://www.nictiz.nl/ SiteCollectionDocuments/Rapporten/eHealth- monitor%202017.pdf
Non adoptie e-health: hoe komt dat toch?
Ten aanzien van e-health is het bekend dat het gebruik in de praktijk nogal eens kan tegenvallen. Eysenbach beschreef in de begintijd van e-health al de ‘law of atrittion’ of ‘wet van de afglijding’1, en liet zien dat in sommige e-health studies al na een paar weken het grootste deel van de gebruikers afhaakte. In de literatuur is een heel scala aan barrieres bekend, van onduidelijkheid ten aanzien van vergoedingen, het ontbreken van de juiste ‘cultuur’ binnen de organisatie tot technische
problemen of onkunde van zorgverleners en/ of patiënten. Of natuurlijk het ontbreken van voldoende (wetenschappelijk) bewijs over de effectiviteit. Onderzoeker Trisha Greenhalgh en collega’s deden onderzoek naar een instrument om het succes van technologie in de zorg te voorspellen en evalueren. Hier volgt een korte beschrijving.
Het bijzondere aan deze studie is dat het Britse team niet alleen een literatuuronderzoek uitvoerde waarin verschillende bestaande frameworks werden vergeleken – zoals vaker gebeurt - maar ook zes casus waarin technologie een rol peelde (waaronder beeldbellen en GPS bij mensen met cognitieve beperkingen). In de review vonden ze 28 bestaande technologieraamwerken, waaruit ze de belangrijkste punten destilleerden.
De casussen werden tot drie jaar gevolgd om de effecten in de tijd zichtbaar te kunnen maken. Naast dat patiënten, zorgverleners en mantelzorgers werden geïnterviewd, keken ze ook op organisatieniveau (bestuur) en landelijk niveau (regelgeving) naar de verschillende casus. Na een enorme hoeveelheid informatie geanalyseerd te hebben ontstond het definitieve ’NASSS framework’, wat staat voor: “nonadoption, abandonment, scale-up, spread, and sustainability - framework”
[caption id="attachment_20797" align="alignright" width="400"]
Figuur 1: NASSS Framework. Uit: Greenhalgh et al.1[/caption]
Het NASSS-raamwerk bestaat uit zeven dimensies, van klein (aandoening van de patiënt), de technologie zelf, de waarde van de technologie en gebruikers) tot abstractere niveaus - waaronder de organisatie zelf en het grotere systeem waarin de organisatie zich
bevindt. Ook is er een dimensie ‘tijd’, omdat de eerdere zes dimensies immers telkens kunnen veranderen (vandaar dat je een ‘rups’ ziet ontstaan red.).
Voor het succes van een innovatie zijn alle dimensies van belang. Stel dat de innovatie in alle dimensies goed scoort, Als de eindgebruikers (patiënten) zijn door cognitieve beperkingen of comorbiditeit (tegelijkertijd hebben van meerdere aandoeningen) niet in staat de technologie volledig te gebruiken, dan zal deze innovatie nooit succesvol zijn.