‘We moeten technologie meer zien als medicijn’

vr 25 oktober 2024
‘We moeten technologie meer  zien als medicijn’
Coverstory
Premium

Prof. Dr. Bas Bloem is wereldwijd een vooraanstaand expert op het gebied van de ziekte van parkinson, en pleitbezorger voor een verschuiving van traditionele ziekenhuiszorg naar zorg aan huis - ondersteund door technologie. Hij meent dat de zorg naar de patiënt toe moet komen in plaats van dat de patiënt altijd naar het ziekenhuis moet gaan en ziet daarbij een belangrijke rol weggelegd voor nieuwe gezondheidstechnologie en AI. Middels het gebruik van draagbare sensoren en andere technologieën om de gezondheid van patiënten vooral in de thuissituatie continu te monitoren,  hoopt hij therapieën te kunnen optimaliseren en patiënten meer controle te geven over hun eigen zorg - inclusief de beschikking over een persoonsgebonden omgeving met toegang tot alle medische gegevens. In deze coverstory leest u meer over Bloems fascinatie voor de ontwikkeling van het vak, de onmiskenbare rol van technologie en het belang van onderzoek zoals dat van dr. Luc Evers.

Samen met gynaecoloog Jan Kremer richtte u MijnZorgnet op (één van de allereerste initiatieven voor een persoonsgebonden omgeving), waarover u heeft gezegd dat het radicaal tegen bestaande echelons ingaat. Kunt u dat toelichten?

“Het hele model van de zorg is er nog hoofdzakelijk op gericht om het de dokter gemakkelijk te maken. We voeren spreekuur op het moment dat wij overdag tijd hebben om te werken. Bovendien vragen we mensen hiervoor naar het ziekenhuis te komen. Dat is allemaal heel makkelijk voor de dokter maar niet altijd ideaal voor de patiënt.”

“Ik zeg altijd dat het ziekenhuis de ideale plek is om een verkeerd beeld te krijgen van de ziekte van parkinson. Want de tremor is altijd erger in het ziekenhuis, het lopen gaat paradoxaal genoeg beter in het ziekenhuis en daarnaast is de ziekte heel variabel en fluctuerend in ernst. In het ziekenhuis worden mensen gedwongen om in vijftien minuten alle fluctuaties thuis te beschrijven. Je maakt eigenlijk een foto, terwijl het leven van de patiënt een complexe film is. Kortom, in het ziekenhuis krijgen we geen compleet en goed beeld van de ziekte van parkinson. Bovendien is een ziekenhuis vaak ver weg, lastig te bereiken en met drukke parkeerplaatsen. Dit alles levert dus een forse uitdaging op voor patiënten.”

“Een andere uitdaging is de snelle toename van de ziekte. Wereldwijd is parkinson de snelst groeiende hersenziekte. De laatste voorspellingen overtreffen onze grootste zorgen. We zitten nu al op het niveau dat we voorspeld hadden voor 2035! Dat, afgezet tegen een krimpend arbeidspotentieel en steeds minder mensen die kiezen voor een carrière in de zorg, is uitermate zorgelijk. Een groot deel van de arts-assistenten die we twaalf jaar lang hebben opgeleid, denkt erover om bijvoorbeeld bedrijfsarts te worden. Ze willen geen nacht- of weekenddiensten meer, maar een baan van negen tot vijf. Heel veel coassistenten willen parttime gaan werken of als zzp-er verder. Zonder hier een waardeoordeel aan te verbinden is dit alles voor het zorgsysteem dat we tot nu toe hanteerden een groot probleem! De spanningsboog staat onder grote, en ik vrees snel niet meer houdbare druk… We zullen daarom technologie in de breedste zin van het woord, dus inclusief AI, keihard nodig hebben om goede zorg voor toekomstige generaties te kunnen leveren.”

Dat betekent ook iets voor de opleiding dus?

“Zeker! Geneeskunde is in beginsel een conservatief vak. Dat is aan de ene kant natuurlijk goed, want dokters moeten geen cowboys zijn, maar tegelijkertijd verandert de wereld in een zeer rap tempo. Veel rapper dan mensen denken. Ik denk dat de zorgwereld er over een paar jaar al radicaal anders uitziet. We moeten dus meebewegen. En snel. Want anders laten we het echt liggen, en nemen bijvoorbeeld tech-bedrijven het initiatief over. Mijn droom is dat mensen met een combinatie van wearable sensors, smartwatches, smart homes, plus digitale dagboeken zichzelf thuis zullen gaan meten. Die data moeten vervolgens in een dashboard worden weergegeven dat misschien wel primair door AI gemonitord wordt. Alarmsignalen worden vervolgens mede beoordeeld door een mens.”

“Wanneer er sprake is van noodsignalen, die in een vroeg stadium worden gedetecteerd, moet er een beroep worden gedaan op de zorg en anders niet. Daarmee voorkom je standaard polibezoeken met mensen die alleen te melden hebben dat het goed gaat. Wanneer patiënten echt een consult nodig hebben, gebeurt dat in eerste instantie op afstand, via videobellen thuis. Mensen komen alleen nog op locatie als het echt nodig is. De zorg moet dus een shift maken van reactief in het ziekenhuis, naar proactief bij mensen thuis. En dan laat je eerst een breed opgeleide zorgverlener (bijvoorbeeld een verpleegkundige) kijken of zijn of haar hulp volstaat, of welke andere zorgverlener voor dit specifieke probleem het beste ingezet kan worden. Soms is dat een arts, maar het kan bijvoorbeeld ook goed een fysiotherapeut zijn. Zo creëer je een situatie waarin je de schaarse zorgverleners díe er zijn, alleen inzet als en waar het echt nodig is.”

Wat is in uw optiek het verschil in rendement en toepassing tussen parkinsonNet en MijnZorgnet?

“Dit zijn in feite twee hele verschillende benaderingen die elkaar wel versterken. MijnZorgnet was vooral een digitale oplossing. Jan Kremer was qua gedachtenvorming zijn tijd eigenlijk veel te ver vooruit. We wilden communities, dus groepen van gelijkgestemden, bouwen op drie niveaus. Landelijk, als een soort Facebook, waarbij mensen elkaar konden ontmoeten, elkaar konden versterken en van elkaar konden leren. Een soort café dus, waar iedereen terecht kan, maar waar alle gesprekken ook voor iedereen zichtbaar zijn. Die community bestaat in de parkinson-wereld nu nog steeds en wordt beheerd door de parkinson patiëntenvereniging.”

“Dan was er nog Jan’s oude digitale poli. Dat was ook voor een groep, maar nu alleen voor de mensen die Jan onder behandeling had in het Radboudumc. Deze tweede community was meer een soort digitale nachtclub: invitation only. Pas als je binnen bent kun je alles van iedereen zien, maar anderen kunnen niet zien wat er wordt besproken. Ook deze bestaat nog steeds, in de vorm van parkinsonConnect.nl dat alleen toegankelijk is voor alle zorgverleners die zijn aangesloten bij het landelijke parkinsonNet. En tot slot was er de privé community van de individuele patiënt, bijvoorbeeld die van Bas Bloem. Dat was als het ware het eigen huis van de patiënt. We zijn nu bezig om het eigen huis opnieuw te bouwen. Het mooie was dat die drie verschillende soorten communities allemaal dezelfde look en feel hadden, met knoppen op dezelfde plek. Dit idee is nog steeds springlevend. Ik word er nog steeds heel vrolijk van, maar het idee was z’n tijd te ver vooruit. Ik denk dat de zorgwereld er nu veel meer rijp voor is.”

“parkinsonNet was heel aanvullend, want het is een soort ‘Bovag van de parkinsonzorg’. Het is een kwaliteitsinstituut dat met name zorgverleners door scholing meer deskundig maakt in de parkinsonzorg, en die getrainde zorgverleners ook certificeert. “ParkinsonNet maakt dus dankbaar gebruik van de oorspronkelijk door MijnZorgnet ontwikkelde eigen community (parkinsonconnect), bijvoorbeeld om alle landelijke aangesloten zorgverleners goed op de hoogte te houden van de allerlaatste ontwikkelingen op parkinson-gebied. Kortom, we hebben uit de erfenis van MijnZorgnet heel succesvol ‘het café’ en ‘de nachtclub’ overgenomen. Samengevat is parkinsonNet meer voor mensen van vlees en bloed; om ze meer deskundig te maken, van certificaten te voorzien en de zorg te concentreren bij de gespecialiseerde zorgverleners. MijnZorgnet had meer een actieve rol voor de patiënt als perspectief, met die verschillende cafés.”

Wat ziet u als de belangrijkste uitdagingen met betrekking tot nieuwe gezondheidstechnologieën en AI in de behandeling van parkinson?

“Ik zie vooral kansen, omdat parkinson heel meetbaar is. Vandaar ook het belang van het werk van Luc Evers (zie kaderartikel pagina 24-25, JC) met de wearable sensors. Een grote uitdaging in dit verband is het ontwikkelen van betrouwbare algoritmes. Algoritmes die betrouwbare informatie geven over het functioneren thuis bijvoorbeeld. Je kunt tremoren (het bekende trillen, JC) in het laboratorium onder perfecte omstandigheden meten en daar een algoritme voor ontwikkelen. Maar thuis spelen allerlei (onvoorspelbare) variabelen een rol: de kat springt ineens voor je voeten, er lopen andere mensen rond, etc. Er is veel kans op ruis dus. Het filteren van signaal en ruis in de thuissituatie is een uitdaging.”

“Een tweede uitdaging is de therapietrouw: gaan mensen consequent de sensoren dragen? Er zijn legio soorten wearable sensors, maar de ervaring leert dat hoe minder belastend de methode is, hoe waarschijnlijker het is dat mensen ze trouw blijven gebruiken. Een smartwatch is daarom één van de meest laagdrempelige manieren om te meten, simpelweg omdat mensen doorgaans al gewend zijn aan het dragen van een horloge.”

“Er zijn ook veelbelovende tests met smarthomes, waarbij mensen via een device aan de muur kunnen worden gemeten. Hiervoor hoef je dus zelf helemaal niets te dragen. Nadeel is wel dat het buiten niet werkt. We hebben dus een combinatie nodig van smarthomes, wearable sensors en digitale dagboeken, want bijvoorbeeld pijn is niet makkelijk te meten met een sensor. Symptomen zoals tremoren, lopen, vallen etc., zijn allemaal motorisch en dus makkelijker met sensoren te meten. Maar deze motorische verschijnselen vormen bij parkinson slechts het topje van de ijsberg. Er zijn daarnaast ook heel veel andere, niet motorische ongemakken die een grote rol spelen en die niet altijd meetbaar zijn met sensoren zoals bijvoorbeeld pijn of obstipatie. Er zijn innovatieve pillen die je kunt inslikken, die kunnen meten hoe lang de doorlooptijd is van voedsel in de darmen. Daar hopen we conclusies aan te kunnen verbinden over de mate waarin iemand last heeft van obstipatie.”

“Maar er zijn ook niet-motorische zaken als slaap, hartritme of huidimpedantie, die wel degelijk met sensoren te meten zijn. Idealiter komt al deze informatie terecht in het dashboard waar ook de patiënt zelf toegang toe heeft. Dan kunnen mensen daar de dingen uit halen die ze mogelijk zelf al op kunnen lossen. Vergelijk het met het dashboard van je auto waar je kunt zien wat je zelf kunt oppakken, maar waar je ook de alarmsignalen ziet waarvoor je naar de garage (lees: de professionele zorgverlener) moet. Dit systeem is onontbeerlijk voor de toekomst, want het systeem van standaard een paar keer per jaar de specialist in het ziekenhuis bezoeken is onhoudbaar op zeer korte termijn.”

Hoe ziet voor u de ideale invulling van de rol van zowel de arts als de patiënt eruit en hoe past e-health in dit plaatje?

“Er is een studie geweest waarbij men een chatbot die gesprekken voerde met patiënten, vergeleek met een dokter van vlees en bloed. Waar de meeste mensen verwachten dat de dokter van vlees en bloed de voorkeur zou krijgen, bleek het tegendeel! De chatbot werd als vriendelijker en meer empathisch ervaren dan de echte dokter. Eigenlijk niet eens zo heel gek als je bedenkt: de chatbot heeft geen koffie nodig, is niet moe, heeft geen zorgen over thuis, hoeft niet met vakantie én hij wordt van elk consult slimmer, want hij leert van elk consult. Dus de wereld met AI en technologie hebben we keihard nodig, en dat betekent niet per definitie een degradatie wat betreft aandacht en empathie. Want natuurlijk blijven zorgverleners essentieel voor de vele unieke persoonlijke situaties die niet met standaard algoritmes kunnen worden gevangen, en uiteraard voor het echte intermenselijke contact.”

Wat zijn met betrekking tot de behandeling van parkinson de belangrijkste innovaties en bevindingen tot nu toe?

“Dat we van monodisciplinaire zorg zijn opgeschoven naar multidisciplinaire zorg. We zijn daarnaast de shift aan het maken van dokter centered care naar patient centered care. Dus de wens van de patiënt staat meer centraal dan de professionele opinie van de zorgverleners. Dat geldt ook voor de shift van zorg in het ziekenhuis naar zorg thuis. Kijkend naar de uitdagingen: tijdens de coronacrisis kreeg videoconsulting een boost en dat ging eigenlijk best heel goed. Inmiddels is het aantal videoconsulten weer enorm ingezakt. We hebben het goede van de crisis dus helaas niet weten te behouden.”

“Ook de transitie naar de invoering van nieuwe technologie is een belangrijke uitdaging. Wat parkinson betreft, verwacht ik over vijf jaar dat we vanuit de research-fase waarin we nu nog zitten, de technologie echt in de zorg in kunnen zetten. Wat we nu te bewijzen hebben richting overheid en zorgverzekeraars, is dat Bas Bloem mét technologie beter is dan Bas Bloem zonder.

Tot slot is er een belangrijke ontwikkeling gaande richting preventie: een proactieve benadering zodat je brandjes vroegtijdig kan blussen, in plaats van het huidige reactieve beleid waarbij we wachten tot ergens een uitslaande brand ontstaat. Voor parkinson geldt, net als overigens voor veel andere ziekten, dat voorkomen veel beter is dan genezen, dus insteken op preventie is heel belangrijk.”

“Aangezien de ziekte van parkinson deels wordt veroorzaakt door omgevingsfactoren, de vervuiling van onze leefomgeving, waaronder het gebruik van bestrijdingsmiddelen en andere toxische stoffen, is inperking van het gebruik van deze stoffen een voorwaarde voor het voorkomen van de ziekte. Daarnaast is aangetoond dat een gezonde leefstijl, goede voeding en veel beweging een belangrijke preventieve factor is. We zijn nu bezig met trials waarbij mensen via een app op hun telefoon, via een soort beloningssysteem gemotiveerd worden om meer en ook intensiever te bewegen. We meten daarbij de leefstijl via de telefoon en een smartwatch, we geven feedback daarop, en we belonen de mensen (met kennis) als ze zich verbeteren. Zo zetten we technologie in om een gezondere leefstijl te stimuleren en feitelijk gebruiken we op deze manier technologie als medicijn!”

Wat drijft u in het leven en hoe werkt dat door in uw stijl en ambities als arts/onderzoeker?

“Mijn moeder had MS en daarom wilde ik als klein kind niet alleen dokter worden, maar ik wilde neuroloog worden en de ziekte MS genezen. Door omstandigheden is het de ziekte van parkinson geworden waar ik me op ging richten, maar de drive om neurologische problemen op te lossen is dus diep geworteld. Het tweede dat mij drijft, is mijn vader. Hij was leraar lichamelijke opvoeding en een hele inspirerende man. Hij motiveerde de leerlingen het beste uit zichzelf te halen. Ter illustratie: als er een leerling met een hele goede conditie 20 rondjes liep terwijl hij er eigenlijk 22 kon lopen, dan kreeg hij een 9. Was er een leerling die tot het uiterste ging en met de grootste inspanning slechts 1 rondje haalde, dan kreeg die een 10. Tot grote frustratie van veel leerlingen, maar het was wel eerlijk, want deze leerling had er uitgehaald wat er in zat. Die instelling is mij met de paplepel ingegoten. Het maakt niet uit wat je doet, zolang je maar probeert het beste uit jezelf te halen. Dat probeer ik nu ook mijn eigen kinderen mee te geven.”

"De zorg moet een shift maken van reactief naar proactief"


“Het derde wat mij drijft, is een wereld te realiseren waarin we met mensen omgaan zoals je zou willen dat mensen met jou omgaan. Ik gun iedereen een makkelijke toegang tot zorg: iemand die je serieus neemt, die je de dingen goed uitlegt, die je persoonlijk benadert, die werkt vanuit een teamspirit. Toen ik uitgeroepen werd tot zorgverlener van het jaar heb ik dat ook zo benoemd: ik streef naar een gezondheidszorg waarin iedereen behandeld wordt zoals ik zelf behandeld wil worden.”

“Het vierde dat mij drijft, is optimale samenwerking. Ik heb eredivisie-volleybal gespeeld en op topniveau kun je alleen succes hebben wanneer je heel goed samenwerkt als een team, waarin iedereen op basis van gelijkwaardigheid z’n (unieke) bijdrage levert. En dat geldt ook precies zo voor parkinson. Iedereen levert een eigen unieke bijdrage in de behandeling van parkinson en samen vormen we daarmee een team voor goede parkinsonzorg. Daarnaast heeft de topsport mij ook veel geleerd over discipline en over het belang van goede coaching. In mijn Ted-X lezing op YouTube ‘From God to guide’, vertel ik hoe ik heb geleerd dat in plaats van als dokter te vertellen ‘dit is goed voor jou’, het veel beter is om als gids te fungeren en zo samen met de patiënt te bepalen wat goed is. Als vijfde drive zou ik mijn nieuwsgierigheid willen noemen. Ik ben een heel nieuwsgierige onderzoeker. Ik vind het ongelooflijk belonend om een onbeantwoorde vraag te zien, daarmee aan de slag te gaan en uiteindelijk het antwoord te vinden. Ik heb bovendien ongelooflijk veel plezier in de route naar de bestemming. Dat kan ik ook herleiden naar mijn jeugd, waarin we met de caravan naar Griekenland reden voor een vakantie. Mijn vader stopte dan al bij de Van Brienenoordbrug om lekker een broodje te eten, want de vakantie begon al bij de reis!”

Tot slot, wat is uw belangrijkste boodschap aan collega’s in het zorgveld?

“Misschien is mijn belangrijkste boodschap aan mijn collega’s wel dat ze iets delen van hun nieuwsgierigheid, en dat ze werken als een coach in een team. Geniet van dat teamwerk en leer van anderen. Weet wat je kunt en ook wat je niet kunt, en weet vooral ook wie het wel kan. Dat is ook wat we beogen met parkinsonNet. En geniet van de reis! Niet wachten met plezier maken tot je de eindbestemming hebt bereikt. Maar ook wat ik al eerder zei: benader je patiënten zoals je zelf benaderd zou willen worden, warm en persoonlijk, met oprechte interesse. En tot slot, wees dankbaar dat je dit beroep mag uitoefenen, want het is echt een privilege dat je dit mag en kunt doen!”  

Luc Evers (l.): "We weten dat AI goed werkt als er geput kan worden uit goede, representatieve voorbeelden."

Luc Evers: ‘Stepping out of the clinic’

Bas Bloem is met veel plezier de promotor geweest van het proefschrift van dr. Luc Evers: ‘Stepping out of the clinic, towards objective real-life monitoring of Parkinson disease’. Evers’ onderzoek is gericht op de inzet van digitale hulpmiddelen om het leven van mensen met de ziekte van Parkinson te verbeteren. Dit onderzoek naar hoe technologie gebruikt kan worden om symptomen beter te monitoren, therapieën te optimaliseren en patiënten meer controle te geven over hun eigen zorg, is waardevol voor de verbetering van de kwaliteit van het leven van mensen met deze ziekte.

Wearable sensors

Evers, eveneens werkzaam in het Radboudumc,  startte in 2017 met zijn promotie- onderzoek, dat naar eigen zeggen een perfecte combinatie is van zijn studie geneeskunde en zijn fascinatie voor wiskunde en techniek. “Ik bouw graag een brug tussen beide vakgebieden. Ik doe onderzoek met vergelijkbare sensoren die ook in fitbits en smartwatches zitten. Ik vind het fascinerend dat we met een tool die we eigenlijk allemaal gebruiken, heel laagdrempelig, iets kunnen zeggen over een ziekte zoals Parkinson.”

Tot nu toe werd de ziekte van parkinson met name in het ziekenhuis gemonitord, maar met het dragen van sensoren (wearable sensors) kan er continu, dus ook thuis, gemeten worden hoe het met de patiënt gaat. Dat maakt het proefschrift ook voor veel internationale partijen interessant.

Toewerken naar toepassingen

Er zijn twee belangrijke toepassingen waar men naartoe werkt. De eerste betreft het onderzoek naar nieuwe behandelingen om de ziekte af te remmen. Patiënten kunnen medicijnen innemen of naar de fysiotherapeut gaan om de klachten te verminderen of te onderdrukken, maar er is eigenlijk nog geen behandeling die het ziekteproces afremt. Daardoor krijgen mensen na verloop van tijd met steeds meer beperkingen te maken. Hoewel er wereldwijd veel onderzoek plaatsvindt naar het afremmen van de ziekte, is het erg moeilijk om aan te tonen of zo’n nieuwe behandeling werkt. Dat komt omdat de effecten veelal klein zijn en plaatsvinden over langere tijd. Door middels sensoren mensen langere tijd thuis te volgen en zo objectief in kaart te brengen hoe het gaat, bijvoorbeeld met lopen of trillen, hoopt men sneller te weten of een nieuwe behandeling effectief is. Daarbij is het belangrijk om te bepalen hoe de digitale uitkomsten het best kunnen worden ingezet.

Deze onderzoeken vinden vooralsnog plaats op groepsniveau. “Maar”, aldus Evers, “naarmate we beschikken over meer gerichte en betrouwbare meetmethoden, kunnen we de behandelingen steeds verder toespitsen op steeds kleinere homogene patiëntgroepen om te kijken of een nieuwe behandeling werkt.”

De tweede toepassing is meer gericht op de zorg voor het individu. Hier gaat het om onderzoek naar hoe een behandeling die al gebruikt wordt in de praktijk, bijvoorbeeld medicijnen, beter kan worden afgestemd op individueel niveau.  “Soms ervaren mensen fluctuaties in het effect van medicatie. Als je dan, met behulp van sensoren, in kaart kunt brengen wanneer een medicijn goed werkt en wanneer minder, dan kun je de behandeling daar op aanpassen.” 

Evers noemt het met name interessant dat er naast het meten van beweging, zoals lopen en trillen, ook gekeken wordt naar de zogeheten ‘niet-bewegingsklachten’ zoals verandering in de regulatie van de hartslag. Dit probeert men in kaart te brengen door middel van een hartslagsensor in de smartwatch. “Door de hartslagveranderingen thuis te volgen, kunnen we bijvoorbeeld zien hoe mensen qua hartslag reageren op inspanningen. Daar hopen we biomarkers uit te halen die iets zeggen over die ‘niet-bewegingsklachten’.”

AI of traditioneel

Wat betreft de toepassing van AI binnen het neurologisch onderzoek benadrukt Evers het belang van de combinatie met traditionele onderzoeksmethoden. “We moeten heel goed kijken welke informatiebehoefte over het beloop thuis er is bij welke patiënt. Het kan bijvoorbeeld zijn dat een patiënt wel aangeeft veel last te hebben van tremor en daarmee aan de slag wil, maar dat hij het lastig vindt om aan te geven op welk moment van de dag het erger wordt. Als we dan met sensoren kunnen meten op welk moment van de dag de tremor optreedt, kan dat samen met het verhaal van de patiënt helpen om keuzes te maken over de behandeling.”

Bij de toepassing van AI in de praktijk ligt er volgens Evers een grote uitdaging op het gebied van het ontwikkelen van betrouwbare uitkomstmaten. “We weten dat AI goed werkt als er geput kan worden uit goede, representatieve voorbeelden, en de uitdaging ligt erin om die te verzamelen in het dagelijks leven van patiënten.”

"Een arts zal minstens de basisprincipes van AI moeten kennen"


Vervolgens is het zaak dat de gegevens op een eenvoudige, inzichtelijke manier de arts bereiken. Dat vraagt om een helder en overzichtelijk dashboard. Integratie met systemen die al gebruikt worden is dan ook essentieel, niet alleen voor de zorgverlener, maar ook voor de patiënt die dan tijdens een consult samen met de arts kan zien hoe het beloop in kaart is gebracht. “De onderzoekers en de ontwikkelaars van de systemen zijn daar verantwoordelijk voor, en moeten dus in een zo vroeg mogelijk stadium de patiënten en de zorgverleners bij het proces betrekken”, aldus Evers.

Het is de verwachting dat AI (een steeds groter) deel zal gaan uitmaken in de zorg. Daarom vindt Evers het belangrijk dat AI wordt opgenomen in het opleidingstraject van zorgverleners. “Een arts zal minstens de basisprincipes van AI moeten kennen en moeten weten wat bijvoorbeeld de risico’s zijn, zodat hij kritisch kan zijn op het gebruik ervan.”

Evers is zeer positief over zijn samenwerking met Bloem. “Bij elke meeting met hem komen er minstens tien ideeën op tafel. Daarnaast is hij ook heel erg gericht op een goede onderlinge sfeer en goede samenwerking, en hij zoekt heel erg naar de verbinding tussen de verschillende onderzoeken, zowel nationaal als internationaal. Het meest inspirerend aan hem is voor mij wel zijn drive om het verschil te maken en zijn vermogen om in oplossingen te denken. Dat hij bovendien oog heeft voor de persoon achter de onderzoeker maakt hem een soort ‘vader’ van onze parkinson-familie.”  

CV

Professor dr. Bas Bloem is neuroloog aan het Radboudumc in Nijmegen. Hij behaalde zijn medische graad cum laude aan het Leids Universitair Medisch Centrum in 1993 en promoveerde in 1994. Hij volgde een opleiding tot neuroloog tussen 1994 en 2000. Tijdens fellowships volgde hij een aanvullende opleiding tot specialist in bewegingsstoornissen bij het Parkinson Instituut, Sunnyvale, Californië, en het Institute of Neurology, Queen Square, Londen. In september 2008 werd hij benoemd tot hoogleraar neurologie, met als bijzonder aandachtsgebied bewegingsstoornissen.

Bloem zit in de redactie van toonaangevende nationale en internationale (wetenschappelijke) tijdschriften. Sinds 2020 is hij co-hoofdredacteur van het Journal of Parkinson’s Disease. Hij richtte in 2002 het Radboudumc Expertisecentrum Parkinson & Bewegingsstoornissen op en ontwikkelde samen met dr. Marten Munneke ParkinsonNet, een innovatief zorgconcept voor Parkinsonpatiënten bestaande uit 70 professionele regionale netwerken.

Bloem heeft ruim 1.000 publicaties op zijn naam, waaronder meer dan 890 peer-reviewed internationale artikelen. Dit omvat een reeks grote klinische onderzoeken, die allemaal zijn gepubliceerd in hoogwaardige wetenschappelijke tijdschriften. Daarnaast heeft hij 68 succesvol afgeronde proefschriften begeleid. 

In 2018 won hij de Tom Isaacs-prijs als erkenning voor zijn langdurige prestaties op het gebied van de ziekte van Parkinson. In 2022 ontving hij de Stevinprijs, de hoogste onderscheiding voor een Nederlandse wetenschapper die de grootste impact heeft gehad op de samenleving. In april 2024 werd Bloem voor zijn werk Koninklijk onderscheiden en benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw.

Professor Bloem heeft twee belangrijke onderzoeksinteresses: cerebrale compensatiemechanismen, vooral op het gebied van lopen en evenwicht; en gezondheidszorginnovatie, gericht op het ontwikkelen en wetenschappelijk evalueren van patiëntgerichte collaboratieve zorg. Meer recentelijk richt zijn werk zich ook op draagbare sensoren, machine learning en kunstmatige intelligentie. In zijn nieuwste werk richt hij zich eveneens op de preventie van de ziekte van parkinson, met de nadruk op het uitbannen van gifstoffen in onze leefomgeving en het gebruik van levensstijlinterventies. Bloem hecht bovendien veel waarde aan het publiceren van opmerkelijke observaties bij individuele patiënten.