“De zorg is vanuit goede intenties heel homogeen geworden, iedereen doorloopt min of meer hetzelfde procedé. De planning van de zorginstelling is daarbij vaak leidend”, constateert Daan Dohmen, hoogleraar Digitale Transformatie. Met het oog op toekomstbestendigheid vindt hij dit niet langer houdbaar. “Waar je naartoe wilt, is dat we de situatie van de patiënt als uitgangspunt nemen: kijken naar wat iemand op welk moment nodig heeft en daar de zorg op aanpassen.” Vertrouwen vormt daarvoor in zijn ogen de basis. “Geef zorgverleners de ruimte om vanuit hun expertise te handelen en zelf beslissingen te nemen.” Door zijn ervaring met zorg op afstand weet de succesvolle innovator dat zowel de zorgprofessional als de patiënt hier baat bij heeft. “Als je goed in beeld hebt hoe het met iemand gaat, kun je tijdig bijsturen en alle aandacht richten op het moment dat de patiënt die echt nodig heeft. Dat is efficiënter én maakt de zorg een stuk leuker.”
Dat teams die op een unieke manier samenwerken tot bijzondere dingen in staat zijn, ervoer Dohmen tijdens het begin van de COVID-19 pandemie. Zijn bedrijf Luscii kreeg samen met professionals van het OLVG binnen een week de thuismeten-app voor corona live. Hoe je een organisatie zo inricht dat je effectief en met plezier innoveert, beschrijft hij samen met Joris Janssen, mede-oprichter van Luscii, en drie Special Forces Operators in het inspirerende managementboek ‘Green On’. Ook als bijzonder hoogleraar ‘Digitale transformatie in de zorg’ deelt de gemotiveerde innovator graag zijn visie en inzichten uit zijn jarenlange ervaring met zorg op afstand.
Op welk punt van de digitale transformatie staat de zorg op dit moment?
“Toen ik in 2012 promoveerde op e-health, kwam als één van de belangrijkste punten naar voren dat patiënten er graag mee aan de slag willen, maar dat zorgverleners cruciaal zijn in het implementeren en aanbieden van technologie. Het is lang zo geweest dat er wel zorgverleners waren die dat wilden proberen. Maar tot COVID-19 was dat vooral een kleine groep vernieuwers.”
“Pas toen iedereen tijdens de pandemie gedwongen werd om digitale toepassingen als beeldbellen en monitoring op afstand te gebruiken, deed een grote groep zorgverleners er ervaring mee op. Inmiddels zien we dat de meerderheid ervan overtuigd is dat technologie een rol kan spelen in de zorg. Nu staan we op het punt dat dit moet gaan blijken. Er zijn al voorbeelden van digitale zorg die op grote schaal wordt toegepast en onderzoeken die laten zien wat de effecten daarvan zijn. Dit moet zich nu verder verspreiden.”
Welke innovatie spreekt het meest tot uw verbeelding?
“Dat zijn er meer dan één. Een interessant voorbeeld vind ik OLVG, waar de Raad van Bestuur de duidelijke visie heeft neergezet dat 50 procent van de zorg digitaal kan. Of het Brave InnovatieTeam van Bravis Ziekenhuis, dat actief mensen in de regio bij elkaar brengt om ideeën te realiseren met als adagium: samen innoveren, zelf doen.”
“Goede initiatieven vind ik ook de ziekenhuizen die een eigen regiecentrum in de regio hebben ingericht, om van daaruit zorgprocessen daadwerkelijk te kunnen veranderen. Zoals het Albert Schweitzer Ziekenhuis, het St. Antonius Ziekenhuis, Franciscus Vlietland & Gasthuis, Isala en UMC Utrecht. Je ziet dat zorgorganisaties die daar vol voor gaan, erop investeren en de juiste mensen aantrekken, al verder zijn in de digitale transformatie.”
DURF TE DIFFERENTIËREN
Wat is uw beeld van toekomstbestendige zorg: hoe kunnen minder zorgprofessionals aan meer mensen toch kwalitatief hoogwaardige zorg blijven bieden?
“Allereerst moeten we de zorg veranderen van een lopende band, waar iedereen min of meer hetzelfde procedé krijgt, naar maatwerk per patiënt. Mensen worden voor allerlei polikliniekcontroles uitgenodigd en ingepland. De planning is hierbij leidend. Terwijl je eigenlijk wilt dat de situatie van de patiënt leidend is: alleen als er wat aan de hand, komt een patiënt langs of verleent iemand zorg aan huis. Je moet dus kunnen duiden wanneer er iets mis is met een patiënt en op dat moment zorg kunnen leveren.”
“Ten tweede vind ik dat we moeten overgaan van een reactieve naar een proactieve gezondheidszorg. Nu wachten we vaak af tot er problemen zijn en dan pas denken we: ik ga de dokter maar eens vragen. Dat merkte ik zelf ook in het traject bij mijn ernstig zieke vader, die helaas onlangs is overleden. Hoe mooi zou het zijn als je veel eerder kunt ingrijpen. Uiteindelijk preventief, maar ook dat je in een behandeltraject de vraag van een patiënt vóór kunt zijn door meteen bij te sturen als er een verslechtering wordt gedetecteerd.”
“Als we deze twee veranderingen doorvoeren, kunnen we ook de menskracht in de zorg veel beter inzetten op waar ze voor opgeleid zijn: op hun ervaring en Fingerspitzengefühl. Dan wordt de zorg juist menselijker. Daarom denk ik ook niet dat we moeten overgaan van een fysieke naar een volledig virtuele zorg. Het is veel meer nadenken over: wanneer moet welke zorgverlener beschikbaar zijn om op het moment dat de patiënt het nodig heeft, de juiste aandacht en zorg te bieden.”
Hoe kan de overheid deze ontwikkeling steunen?
“De overheid moet ervoor zorgen dat de financiering deze ontwikkelingen niet in de weg staat en er geen verkeerde prikkels zijn om zo veel mogelijk zorg te leveren. Wat al goed gaat, is dat het ministerie van VWS heeft gezegd dat er qua bekostiging geen verschil moet zijn tussen fysieke en virtuele zorg. In de manier waarop beeldbellen en thuismonitoring bekostigd worden, is Nederland echt koploper. Wel vind ik dat daar ook de duurzame bekostiging van apparatuur aan toegevoegd moet worden, als die noodzakelijk is voor thuismeten. En het zou eenvoudiger moeten worden om monitoring op afstand ook in een zorgnetwerk te realiseren. Daar kunnen de facultatieve prestaties van de NZa een rol in spelen.”
“Verder kan de overheid de eisen bepalen voor veiligheid en kwaliteit, waar ICT-systemen en ook de uitwisseling van data aan moeten voldoen. Op dat punt heb ik wel een zorg. Sinds de invoering van de Medical Device Regulation (MDR) op 26 mei 2021 zijn er veel scherpere eisen aan medische apparatuur, waaronder ook apps. Maar op dit moment voldoet er maar een handvol toepassingen aan de MDR en ik zie dat er nauwelijks op wordt gehandhaafd. Ook zorgorganisaties vragen er weinig naar. Tegelijkertijd zie ik dat er instanties bezig zijn met het ontwikkelen van alweer nieuwe keurmerken. Ik vind dat we moeten beginnen met wat we hebben - de CE-certificering vanuit de MDR en diens overgangsregeling - en die gaan toepassen en handhaven. Dan is extra administratieve last voor nieuwe keurmerken waarschijnlijk niet nodig.”
Welke rol hebben zorgbestuurders in de overgang naar persoonsgerichte, proactieve zorg?
“De zorgbestuurder heeft eigenlijk drie rollen. Ten eerste is dat de visie neerzetten, waar je als organisatie naartoe gaat en welke rol technologie daarin speelt. Daarna moet de bestuurder een team samenstellen met mensen die complementair aan elkaar zijn, hen het vertrouwen geven dat ze zelf aan de slag kunnen en als er problemen zijn, hen helpen die op te lossen.”
“Vervolgens moet zo’n team ook de vrije ruimte krijgen om dingen echt anders te doen. Want als je binnen de bestaande patronen moet opereren, dan blijft verandering meestal in een moeras steken. Daar moet een zorgbestuurder doorheen durven breken.”
Zit het succes van innoveren in mensen vertrouwen en ruimte geven?
“Ik geloof daar heel erg in, zeker als uitgangspunt voor zorgvernieuwing. Daar gaat het over in het boek ‘Green On’ en zo werken we ook bij Luscii. Als je beschikt over de juiste mensen die ervaring hebben en creatief zijn - voor mij is creativiteit een hele belangrijke - als je hen vertrouwen geeft en de politiek eruit haalt, dan gebeuren er hele mooie dingen.”
De politiek eruit halen, hoe doe je dat?
“Door transparantie. Onze Luscii-organisatie is heel transparant, we delen alles, ook naar buiten toe. We delen hoe we dingen doen, we organiseren zoom-ins met zorgverleners en sinds vorig najaar ook een jaarlijkse Medical Developer Conference. We laten zien wat goed gaat, maar ook waar het juist nog niet goed gaat of waar we een misstap hebben begaan. Dat zou je ook in zorgorganisaties willen, maar daar zie je vaak dat angst, beheersing en controle een grote rol spelen.”
“Dat is ook wel te verklaren, want de zorg moet altijd doorgaan. Om continuïteit te garanderen, is er een cultuur ontstaan die op zeker speelt, voorspelbaar wil zijn en risico’s wil uitsluiten. Dat staat vaak haaks op technologische innovatie. Met projecten als thuismonitoring begeef je je in een omgeving met veel onzekerheden: de technologie is nieuw en nog niet (helemaal) ontwikkeld. We weten nog niet altijd wat er op afstand kan en wat niet. En je hebt hele nieuwe organisatievormen nodig, zoals een regiecentrum en samenwerking met huisartsen en andere zorgverleners.”
Waar werkt u naartoe in uw hoogle-raarschap ‘Digitale Transformatie’?
“Ik geloof dat er een onderstroom moet ontstaan van mensen in de tweede of derde baan van hun carrière, die over vijf tot tien jaar de nieuwe leiders van de zorg zijn. We zien dat er niet alleen in zorgorganisaties, maar ook bij verzekeraars en de overheid veel jonge mensen zijn met mooie ideeën. Hen proberen we in onze masterclasses en professional courses de bagage te geven om die ideeën ook daadwerkelijk te realiseren.”
“Rondom digitaal ondernemerschap geven we bijvoorbeeld een groep van tien studenten in zeven weken alle basisbeginselen van het ondernemen mee. Bewust een klein aantal, zodat we hen persoonlijke aandacht kunnen geven. Ik vind het heel gaaf om te zien hoe zij aan het eind van deze periode hun plannen pitchen en de eerste deelnemers nu ook echt hun eigen bedrijf beginnen. Het is fijn om mijn ervaring te kunnen delen. Ik ben natuurlijk ooit in mijn eentje begonnen met FocusCura en heb het allemaal zelf moeten uitvinden. Wel had ik hulp van een aantal hoogleraren en daar kreeg ik veel energie van.”
“Waar ik dus naartoe werk, is een community van toekomstige leiders in de zorg, die bezig zijn met thema’s als nieuw leiderschap, de digitale transformatie en andere verdienmodellen in de zorg. Ook dit laatste is hard nodig, want als we doorgaan op de huidige weg, dan wordt de zorg alleen maar duurder. We moeten fundamenteel nadenken over de manier waarop we de zorg en het voorkomen daarvan bekostigen. Waar we bij Luscii bijvoorbeeld mee bezig zijn, is op basis van data voorspellingen doen over het verloop van iemands ziekte. Met als doel: tijdig ingrijpen om te voorkomen dat klachten verergeren en er meer of complexere zorg nodig is.”
Welke rol ziet u voor data in deze ontwikkeling?
“We moeten de patiënt veel meer teruggeven wat hij op basis van zijn eigen data kan doen. Mijn vader kreeg bijvoorbeeld in het ziekenhuis de keuze voorgelegd: u kunt scenario A kiezen en dan krijgt u onder meer een operatie en zware chemotherapie. U leeft dan waarschijnlijk nog zo’n 12 tot 18 maanden. Of u kunt scenario B kiezen. Dan krijgt u geen behandelingen, zetten we helemaal in op palliatieve begeleiding en leeft u waarschijnlijk nog zo’n zes tot 12 maanden.”
DIGITALISERING IS GEEN PROJECT MET EEN KOP EN EEN STAART
“Hoe kan een patiënt nu zo’n keuze maken als hij niet weet in welke situatie hij terechtkomt? Wordt het een hel of heb je nog kwaliteit van leven? Stel dat we de real life data die patiënten via thuismonitoring verzamelen, kunnen relateren aan het ziekteverloop. In de trant van: voor dit scenario zien we bij de patiëntengroep die vergelijkbaar is met die van u, dat u waarschijnlijk deze klachten krijgt. Dan weet je als patiënt veel beter wat je nou eigenlijk kiest.”
“Daarnaast kun je door data inzichtelijk te maken, vaker preventief ingrijpen en zelfzorg ondersteunen. Dat gaat uiteindelijk naar preventief voordat je ziek wordt, maar in ons geval was dat nog tijdens een ziekteproces. Daardoor voel je je als patiënt gesterkt en krijg je het vertrouwen om je eigen zorg te regelen. Omdat je weet dat er iemand is die meekijkt én je direct een vraag kunt stellen als dat nodig is. Als we dat kunnen faciliteren, dan hebben we een middel om de kostenstijging tegen te gaan en ook het werk voor zorgverleners interessanter te maken dan de vele ‘tien minuten controlefabriekjes’ die je nu ziet.”
Hoe kijkt u aan tegen het versnellen van gegevensuitwisseling in de zorg?
“Het is goed dat we gegevensuitwisseling heel belangrijk hebben gemaakt, maar ik zie wel een paar mitsen en maren. Zo moeten we er geen Nederlands feestje van maken, met een standaard die net niet voldoet aan wat de rest van de wereld doet. En we moeten ervoor uitkijken dat koppelingen niet het nieuwe verdienmodel worden in de zorg, want dan komen we van de regen in de drup. Eigenlijk zou elke leverancier die in Nederland betaald wordt met (semi-) overheidsgeld verplicht moeten worden om data kosteloos af te geven in een format waar anderen iets mee kunnen. Er mag best wat gerekend worden voor het inrichten van zo’n koppeling, want dat kost gewoon tijd, maar het moet wel in verhouding staan tot het doel.”
Luscii ontwerpt toepassingen voor thuismonitoring samen met artsen en verpleegkundigen. Hoe verloopt die onderlinge samenwerking?
“Luscii heeft een soort legodoos gemaakt met digitale legoblokjes. Daarmee kun je elk gewenst thuismonitoringprogramma bouwen, zonder dat je daarvoor hoeft te programmeren. Inmiddels zijn er zo’n 700 legoblokjes, waarmee artsen en verpleegkundigen hun eigen thuismonitoringprogramma’s kunnen samenstellen. Inmiddels doen zorgverleners in zeven landen dit voor meer dan 50 ziektebeelden.”
“Als een ziekenhuis wil overstappen op thuismonitoring, gaat ons Medical Program Team, dat bestaat uit artsen die ons product goed kennen, om de tafel met de betrokken artsen en verpleegkundigen om de inrichting van het digitale zorgpad af te stemmen op hun wensen. We geven verschillende elementen vorm in de Luscii-app: welke waarden worden gemeten, welke voorlichting krijgt de patiënt op welk moment en welke zelfzorg kun je als patiënt doen? Ook regelen we in het algoritme in dat er op het gewenste moment alarm geslagen wordt, naar wie zo’n alarm wordt doorgezet en wat er dan moet gebeuren. Het is eigenlijk een soort menukaart die je samen doorloopt. Per stap bekijken we wat de dokter of verpleegkundige wil bereiken en hoe we dat kunnen vertalen in de app.”
“Onlangs hebben we op deze manier ook een thuismonitoringsprogramma opgezet voor Oekraïense vluchtelingen. Dit is ontwikkeld samen met artsen van het Canisius Wilhelmina Ziekenhuis, een huisarts, Oekraïense artsen die in Nederland zijn en een projectteam van Deloitte. In de app kan een vluchteling in het Oekraïens of Russisch een vragenlijst doorlopen, die wordt vertaald in het Nederlands. Zo ziet een Nederlandse arts snel wat iemands medische voorgeschiedenis is. De tweede functie is zelfzorg: wat je kun je zelf doen, hoe werkt het Nederlandse zorgsysteem en waar kun je terecht? Daarnaast is via de app ook een triage op eerste klachten mogelijk. Dat wordt ondersteund door een team van dokters die in het Oekraïens of Russisch begeleiding kunnen geven.”
Luscii laat ziekenhuizen die mee-ontwikkelen, delen in de winst. Hoe verloopt dat in de praktijk?
“Nieuwe thuismonitoringprogramma’s worden door het betreffende ziekenhuis eerst in de eigen regio uitgeprobeerd en klinisch gevalideerd. Het Jeroen Bosch Ziekenhuis bijvoorbeeld heeft nu een multidisciplinaire werkgroep met een medisch specialist, huisartsen en palliatief zorgverpleegkundigen uit de thuiszorg. Zij stellen samen een thuismonitoringprogramma op voor palliatieve zorg bij cardiologie. Dat valideren ze bij hun eigen patiëntengroep, eerst klein en dan groter.”
“Nadat er onderzoek is gedaan naar de effectiviteit, toetsen we of het programma voldoet aan alle richtlijnen. Dat doet onze Medical Board, die bestaat uit artsen en verpleegkundigen van de ziekenhuizen die met Luscii werken. Is alles akkoord, dan wordt het programma gedeeld via de Luscii Library. Alle zorgorganisaties die op ons platform zijn aangesloten, kunnen er dan mee aan de slag. Doet een ander ziekenhuis dat, dan gaat een deel van de opbrengst terug naar het ziekenhuis dat het programma mee-ontwikkelde.”
Welke impact heeft jullie samenwerking met Apple op de gebruiksvriendelijkheid van de app?
“Wij ontwikkelen zowel voor Apple als Android, maar hebben wel sinds 2011 een samenwerking met het design lab van Apple. Dit houdt in dat we samen nieuwe functies ontwerpen. Wat we van hen geleerd hebben is eenvoud, eenvoud en nog eens eenvoud! Voordat er een functie bij ons in de app komt, gaat daar een hele studie aan vooraf, ook al gaat het maar om één klein knopje. Centraal daarin staat hoe we het zo logisch kunnen maken dat een gebruiker het zonder handleiding kan gebruiken, ongeacht hoe oud hij is. Die enorme focus op eenvoud, dat is er bij ons helemaal ingeramd.”
Wat vindt u de belangrijkste succes-/ faalfactoren voor de implementatie van digitale zorg?
“Dat er wordt gedacht dat het een project is met een kop en een staart. Dat je denkt: ik doe iets en na zoveel maanden is het klaar en kan ik het afronden. Maar wat je bij digitale zorg juist ziet, is dat je iets ontwikkelt, toetst hoe het werkt, het verbetert en weer verder verbetert. Het is een continu proces. Daar heb je mensen voor nodig die niet van het ene project naar het andere gaan, maar in staat zijn om hier een continue verbetercyclus van te maken.”
“De tweede succes-/faalfactor is dat je het huidige proces gaat digitaliseren. Dat je zegt: ik blijf alles hetzelfde doen en ga daar ook technologie bij inzetten. Dan verandert er niks. De technologie komt er dan bij en dat maakt de zorg een stuk duurder. Dus je moet echt ingrijpen in het bestaande zorgproces, nadenken over hoe je dingen slimmer kunt doen en het proces opnieuw inrichten.”
CV
INNOVATIEVE ONDERNEMER EN INSPIRATOR
Daan Dohmen promoveerde in 2012 cum laude op e-health aan de faculteit Gedragswetenschappen van de Universiteit Twente. Aansluitend startte hij zijn eerste bedrijf FocusCura, gericht op het langer zelfstandig blijven van ouderen, dat hij in 2020 verkocht. Samen met Joris Janssen, Erik Kaufman en Ronald Scheffer begon Dohmen in 2018 met Luscii, dat een thuismonitoringplatform voor ziekenhuizen biedt. Daarnaast is Dohmen sinds oktober 2020 bijzonder hoogleraar ‘Digitale transformatie in de zorg’ aan de Open Universiteit en coauteur van ‘Green On’, een managementboek over nieuwe leiderschapsprincipes. Van begin 2015 tot augustus 2021 adviseerde hij de overheid als lid van de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving.
Onbegane paden
Dohmen had arts willen worden, maar werd destijds uitgeloot voor geneeskunde. Als alternatief daarvoor studeerde hij Industrial Engineering, Management of Medicine/ICT in healthcare en werd zorgondernemer.
De drive binnen zijn ondernemerschap kreeg Dohmen mee van zijn vader, die het hem voordeed, en zijn grootvader. “Mijn opa was verzetsstrijder tijdens de tweede wereldoorlog, werd opgepakt en kwam in een concentratiekamp terecht. Ondanks dat hij verschrikkelijke dingen heeft meegemaakt, was hij altijd positief. Hij heeft mij, zijn oudste kleinzoon, veel over die tijd verteld en zei: creëer waar het kan, je eigen toekomst en durf onbegane paden te bewandelen. Ik heb er nooit goed tegen gekund dat iemand mij zegt wat ik moet doen, ik ontdek het liever zelf. Maar ik vind het wel leuk om mijn ervaringen te delen en samen met anderen de zorg verder te brengen op basis van creativiteit en onderling vertrouwen.”
Om die reden is Dohmen hoogleraar en investeert hij in ondernemingen als AI-ontwikkelaar Pacmed, fietskoerier voor medicijnen Velomedi en ThreeFront training en coaching.